Nederland telt naar schatting zo’n 2150 vermogensfondsen en zij doneren aan goede doelen jaarlijks zo’n €1,3 miljard. Dat zou blijken uit het onderzoek ‘Filantropische fondsen’ in kaart van het Erasmus Centre for Strategic Philanthropy, dat eind deze maand haar deuren sluit vanwege financieringsproblemen. Van het totale donatievermogen kan ECSP bijna €900 miljoen hard maken: de resterende €400 miljoen zijn gebaseerd op extrapolatie en een inschatting van de nog niet geïdentificeerde vermogensfondsen. Over het totale beheerde vermogen van de Nederlandse vermogensfondsen heeft ECSP geen onderzoeksgegevens.
Witte vlek op kaart Land van Goed Doen
Vanmiddag werd het ECSP-rapport, de ‘zwanenzang’ van het onderzoeks- en kenniscentrum in Rotterdam, gepresenteerd aan pers en stakeholders. Naar de uitkomsten ervan werd met grote belangstelling uitgekeken omdat over de vermogensfondsen als geheel in het filantropische landschap tot nu toe verbazend weinig bekend was. Hoeveel vermogensfondsen er precies zijn in Nederland en wat hun jaarlijkse donatievolume is, was - mede door het ontbreken van een centraal register - tot op heden een grote witte vlek op de kaart van het ‘Land van Goed Doen’.
Voorlopig alleen ruwe schattingen
Het tweejaarlijkse onderzoek Geven in Nederland deed in 2000 en 2003 al eens pogingen om tot betrouwbare totaalschattingen te komen, maar slaagde daar niet. In het laatste onderzoek Geven in Nederland 2017 moet het doen met een ruwe inschatting op basis van de 72 grootste vermogensfondsen in Nederland, die een totale bijdrage deden van €435 miljoen.
Een andere schatting over het donatievolume van de vermogensfondsen als groep is gebaseerd op het gezamenlijke bronvermogen van de leden van vermogenskoepel FIN (ca. €10 miljard), wat zou neerkomen op zo’n €400 miljoen per jaar.
Openbare bronnen
ECSP maakte voor haar onderzoek ‘Filantropische fondsen in kaart’ uitsluitend gebruik van openbaar beschikbare data, zoals het ANBI-register, het KvK-register, het Fondsenboek, data van koepel FIN en Kennisbank Filantropie, jaarverslagen en websites. Er hebben geen interviews plaatsgevonden.
ECSP: ‘Het beeld van de sector is dus “van onderaf”, fonds-voor-fonds, opgebouwd. Het tamelijk gesloten karakter van de sector en de individuele fondsen maakt dat deze gegevens niet altijd eenvoudig te vinden waren.’ Het laatste maakte het (nog) onmogelijk alle vermogensfondsen te identificeren: er wordt geschat dat voorlopig nog zo’n 300 fondsen ‘onvindbaar’ zijn. ECSP claimt geen volledigheid of 100% zuiverheid, maar denkt dat haar desk research-onderzoek wel ‘een goede weergave van de werkelijkheid’ is.
Aantallen en soorten fondsen
ECSP identificeerde 1821 filantropische fondsen, waarvan 883 fondsen op naam (FoN). Dat betekent dat er dus 935 vermogensfondsen zijn gevonden met een eigen KvK-nummer.
Binnen de fondsen zijn de Fondsen op Naam de grootste groep. Aangezien deze fondsen geen eigen administratie voeren, was op basis van openbare bronnen geen verdere analyse mogelijk op deze groep. De donaties van deze Fondsen op Naam zijn door ECSP daarom meegenomen in het vermogensfonds waaronder zij vallen. Deze ‘moederfondsen’ van de FoN’s (en de overige zelfstandige vermogensfondsen) worden door de onderzoekers aangeduid met ‘operationele entiteiten’.
Na de FoN’s zijn de ‘zuivere vermogensfondsen’ de grootste groep (886). Zuivere vermogensfondsen (bijdragen uitsluitend uit het rendement op eigen vermogen) zijn met 500 de tweede groep, gevolgd door de vermogensfondsen in brede zin (205). Dit zijn de fondsen die behalve uitkeren vanuit het rendement op eigen vermogen ook nog andere inkomsten hebben, zoals legaten.
De groep hybride fondsen (zowel fondsengevend als fondsenwervend) is in dit onderzoek tamelijk groot: 149. Bedrijfsfondsen (72) en gemeenschapsfondsen (9) heeft ECSP aanzienlijk minder vaak kunnen identificeren.
In totaal 137 fondsen (vooral zuiver en in brede zin) kunnen geclassificeerd worden als familiefonds (15%). Verreweg de meeste (89%) geldverstrekkers zijn geregistreerd als ANBI.
Vermogensfondsen
Schatting ECSP: vermogensfondsen doneren jaarlijks minimaal 1,3 miljard euro
Totale donatievermogen
Om tot een schatting van het totale donatievermogen te komen hanteert ECSP de volgende ‘break down’:
1.Van de 935 geïdentificeerde vermogensfondsen/operationele entiteiten zijn donatiegegevens van 756 fondsen achterhaald. Te zamen doneren zij €892 miljoen.
2.Dit totale vermogen van 756 fondsen levert een gemiddelde op van €1,18 miljoen. Dit gemiddelde geëxtrapoleerd naar 935 ‘operationele entiteiten’ (179 x €1,18 miljoen) levert een totale schatting op van ruim €1,1 miljard. Bij dit bedrag zit dus ook het vermogen van de FoN’s die onder de operationele entiteiten vallen.
3.Geschat wordt dat er nog ca. 300 niet geïdentificeerde fondsen zijn (in een bandbreedte van minimaal 150 en maximaal 500). Ervan uitgaande dat het gemiddelde donatievermogen van deze resterende fondsen lager is - iets minder dan 50% van geobserveerde gemiddelde €1.18 miljoen – komt er nog ca. €150 miljoen bij.
4.Het totale donatievermogen komt daarmee op ongeveer €1,3 miljard
Gemiddelde donatievolumes
Het gemiddelde donatievolume van de geobserveerde fondsen bedraagt zoals gezegd €1,18 miljoen, maar de spreiding is volgens ECSP hierbij aanzienlijk. Van de fondsen waarvoor de onderzoekers een donatievolume hebben gevonden (80% van de geïdentificeerde fondsen, ruim 60% van het verwachte totaal aantal fondsen) heeft iets meer dan de helft (51%) een donatievolume tot €100K. Ruim een derde (36%) doneert jaarlijks 100K tot 1 miljoen en 13% doneert jaarlijks meer dan €1 miljoen.
Familiefondsen geven bovengemiddeld
ECSP: ‘Familiefondsen zijn met €1,42 miljoen relatief iets grotere gevers. Bedrijfs- en hybride fondsen geven fors meer met respectievelijk €5,2 en €2,4 miljoen per jaar. Zuivere vermogensfondsen en vermogensfondsen in brede zin zijn gemiddeld relatief kleinere gevers met een gemiddeld jaarlijks donatievolume van resp. € 522.000 en € 972.000.
Loterijen
ECSP noemt naast de vermogensfondsen de goede doelenloterijen als private fondsengevers. Er zijn 8 loterijen (opererend vanuit 3 organisaties) met een gezamenlijk donatievolume van €527 miljoen. ECSP: ‘Zij vertegenwoordigen dus ongeveer een kwart van het totale bedrag van ca. €1,8 miljard dat vanuit de totale private fondsverstrekkers ter beschikking wordt gesteld aan goede doelen. De loterijen zijn met een gemiddeld donatiebedrag van €175 miljoen verreweg de grootste individuele geldverstrekkende partijen.’
ECSP-directeur Ann Gummels hierover: ‘Het totale private vermogen voor publieke doelen is dan 1,3 miljard van de vermogensfondsen en 0,5 = 1,8 miljard. De loterijen zijn weliswaar geen vermogensfondsen, maar ze zijn wel echte grantmakers. In die zin zijn ze dus voor het totale private vermogen voor het algemeen nut interessant, maar in de verdere analyse blijven de loterijen buiten beschouwing.’
Vermogensfondsen als werkgevers
In termen van betaalde staf, zien de ECSP-onderzoekers dat hybride fondsen aanzienlijk meer FTE’s inzetten dan andere vermogensfondsen, hetgeen gezien de fondsenwervende activiteiten verklaarbaar is. Naast betaalde staf zijn instandhoudingskosten een belangrijke drijver voor de kosten van een fonds. Het lijkt erop dat vooral zuivere vermogensfondsen hierdoor eveneens hogere kosten hebben.
Om tot een schatting van het totale donatievermogen te komen hanteert ECSP de volgende ‘break down’:
1.Van de 935 geïdentificeerde vermogensfondsen/operationele entiteiten zijn donatiegegevens van 756 fondsen achterhaald. Te zamen doneren zij €892 miljoen.
2.Dit totale vermogen van 756 fondsen levert een gemiddelde op van €1,18 miljoen. Dit gemiddelde geëxtrapoleerd naar 935 ‘operationele entiteiten’ (179 x €1,18 miljoen) levert een totale schatting op van ruim €1,1 miljard. Bij dit bedrag zit dus ook het vermogen van de FoN’s die onder de operationele entiteiten vallen.
3.Geschat wordt dat er nog ca. 300 niet geïdentificeerde fondsen zijn (in een bandbreedte van minimaal 150 en maximaal 500). Ervan uitgaande dat het gemiddelde donatievermogen van deze resterende fondsen lager is - iets minder dan 50% van geobserveerde gemiddelde €1.18 miljoen – komt er nog ca. €150 miljoen bij.
4.Het totale donatievermogen komt daarmee op ongeveer €1,3 miljard
Gemiddelde donatievolumes
Het gemiddelde donatievolume van de geobserveerde fondsen bedraagt zoals gezegd €1,18 miljoen, maar de spreiding is volgens ECSP hierbij aanzienlijk. Van de fondsen waarvoor de onderzoekers een donatievolume hebben gevonden (80% van de geïdentificeerde fondsen, ruim 60% van het verwachte totaal aantal fondsen) heeft iets meer dan de helft (51%) een donatievolume tot €100K. Ruim een derde (36%) doneert jaarlijks 100K tot 1 miljoen en 13% doneert jaarlijks meer dan €1 miljoen.
Familiefondsen geven bovengemiddeld
ECSP: ‘Familiefondsen zijn met €1,42 miljoen relatief iets grotere gevers. Bedrijfs- en hybride fondsen geven fors meer met respectievelijk €5,2 en €2,4 miljoen per jaar. Zuivere vermogensfondsen en vermogensfondsen in brede zin zijn gemiddeld relatief kleinere gevers met een gemiddeld jaarlijks donatievolume van resp. € 522.000 en € 972.000.
Loterijen
ECSP noemt naast de vermogensfondsen de goede doelenloterijen als private fondsengevers. Er zijn 8 loterijen (opererend vanuit 3 organisaties) met een gezamenlijk donatievolume van €527 miljoen. ECSP: ‘Zij vertegenwoordigen dus ongeveer een kwart van het totale bedrag van ca. €1,8 miljard dat vanuit de totale private fondsverstrekkers ter beschikking wordt gesteld aan goede doelen. De loterijen zijn met een gemiddeld donatiebedrag van €175 miljoen verreweg de grootste individuele geldverstrekkende partijen.’
ECSP-directeur Ann Gummels hierover: ‘Het totale private vermogen voor publieke doelen is dan 1,3 miljard van de vermogensfondsen en 0,5 = 1,8 miljard. De loterijen zijn weliswaar geen vermogensfondsen, maar ze zijn wel echte grantmakers. In die zin zijn ze dus voor het totale private vermogen voor het algemeen nut interessant, maar in de verdere analyse blijven de loterijen buiten beschouwing.’
Vermogensfondsen als werkgevers
In termen van betaalde staf, zien de ECSP-onderzoekers dat hybride fondsen aanzienlijk meer FTE’s inzetten dan andere vermogensfondsen, hetgeen gezien de fondsenwervende activiteiten verklaarbaar is. Naast betaalde staf zijn instandhoudingskosten een belangrijke drijver voor de kosten van een fonds. Het lijkt erop dat vooral zuivere vermogensfondsen hierdoor eveneens hogere kosten hebben.
Aandachtsgebieden
Gebaseerd op de thematische aandachtsgebieden die fondsen in hun missie- of strategiedoelstellingen benoemen, stelt ECSP dat maatschappelijk welzijn voor een meerderheid van de fondsen een belangrijk thema is. Ook cultuur, onderwijs, onderzoek en gezondheidszorg zijn veel genoemde thema’s. Deze top 5 is voor alle typen fondsen vergelijkbaar.
ECSP-rapport: ‘De analyse naar doelgroep, opnieuw vanuit de beschreven missie/strategie/ doelstellingen benoemd, leert dat een grote meerderheid van fondsen (78%) zich op meerdere doelgroepen richt. Van diegene die zich specifiek op 1 groep richten, doen de meeste dat op kinderen, jongeren of studenten. Ook ouderen komen als specifieke doelgroep regelmatig voor. Met uitzondering van de bedrijfsfondsen, die zich vrijwel uitsluitend op kinderen of jongeren richten, zien de onderzoekers weinig verschillen tussen de overige typen fondsen.
Lokaal vs. (inter)nationaal
Bedrijfs- en familiefondsen doneren vooral aan doelen op nationale of internationale schaal. Voor andere fondsen zijn de gemeente en eigen regio relatief van groter belang. Van het totale donatievolume is zo’n 40% gericht op initiatieven in de eigen gemeente of regio, een vergelijkbaar deel op nationale initiatieven en 20% op initiatieven buiten Nederland, aldus de onderzoekers.
Hoe verder?
Met haar (voorlopig laatste) onderzoek denkt ECSP dat haar schattingen over de totale omvang van de fondsensector een steviger basis hebben gekregen. De eerste antwoorden op de basisvragen werpen echter volgens ECSP direct ook weer nieuwe vragen op en stof voor verdere desk research en veldwerk, zoals het completeren van de lijst met fondsen (b.v. in gemeenten waar nog geen fondsen geïdentificeerd zijn of via informatie vanuit fondsenwervende instellingen), het aanvullen van de basisgegevens per fonds (b.v. donatievolume, FTE) en het uitbreiden van de meer gedetailleerde gegevens per fonds (b.v. rond regio, doelgroep en thema).
De ‘hoe-vragen’
Naast vragen over ‘wat’ fondsen doen, zijn er volgens de onderzoekers ook vervolgvragen rondom ‘hoe’ fondsen opereren en welke groepen of segmenten hierin te onderscheiden zijn. Dat is volgens hen relevant omdat het fondsen een beeld kan geven van mogelijke manieren van werken, hun relatieve positie, leerpunten en mogelijke samenwerkingspartners. ECSP: ‘Een helder beeld van de samenstelling van de sector maakt het mogelijk om dergelijke vragen ofwel meer steekproefsgewijs te onderzoeken, dan wel resultaten van een beperkt onderzoek te kunnen plaatsen in het grotere geheel. Vragen waar we aan zouden kunnen denken zijn: Welke financiële instrumenten gebruiken fondsen om organisaties te ondersteunen? Hoe investeren zij hun kapitaal en welk rendement realiseren zij? Op welke manier besluiten zij tot het al dan niet ondersteunen van een project/ organisatie? Zoeken zij pro-actief of re-actief aanvragen? Welk % van aanvragen wijzen zij af? Werken zij programma-matig of niet?
Het totale beheerde vermogen
Een vraag die in het onderzoek niet aan de orde komt is die naar het beheerde vermogen op groepsniveau. Hierover circuleren diverse schattingen. ECSP-directeur Ann Gummels: ‘Gegevens over beheerd of bronvermogen zijn maar zeer beperkt aanwezig. Het is een onderwerp waarover vermogensfondsen om uiteenlopende redenen minder mededeelzaam zijn. Het was daarom onze insteek vooral op de donaties en verschillende type fondsen te focussen.’
Een berekening van het totale bronvermogen op basis van de donatievermogens uit het ECSP-onderzoek is een complexe en risicovolle onderneming omdat er veel variabelen in het spel zijn. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk of en welke inkomsten uit fondsenwerving van de hybride fondsen nu voor vermogensopbouw of voor donaties worden gebruikt. Verder zijn er nog de zogenoemde sunset-fondsen (die hun bronvermogen gefaseerd wegschenken), fondsen die MRI inzetten (dus een deel van hun bronvermogen) en dan is er nog de vermogensopbouw over langere termijn onder invloed van fluctuerend rendement.
Het is dus niet betrouwbaar om de huidige schatting van €1,3 miljard te beschouwen als een gemiddeld rendement van 4% op het totale bronvermogen. Die rekensom levert dan een bedrag van ruim €32 miljard op. Dat is aanzienlijk minder dan de ondergrens van 50 miljard die eerder ook al in de jaargids De Dikke Blauwe3 werd aangehaald.
>Het volledige ECSP-onderzoek ‘Filantropische Fondsen in Kaart’ komt snel beschikbaar: De Dikke Blauwe zal hierover in de komende dagen berichten.
Gebaseerd op de thematische aandachtsgebieden die fondsen in hun missie- of strategiedoelstellingen benoemen, stelt ECSP dat maatschappelijk welzijn voor een meerderheid van de fondsen een belangrijk thema is. Ook cultuur, onderwijs, onderzoek en gezondheidszorg zijn veel genoemde thema’s. Deze top 5 is voor alle typen fondsen vergelijkbaar.
ECSP-rapport: ‘De analyse naar doelgroep, opnieuw vanuit de beschreven missie/strategie/ doelstellingen benoemd, leert dat een grote meerderheid van fondsen (78%) zich op meerdere doelgroepen richt. Van diegene die zich specifiek op 1 groep richten, doen de meeste dat op kinderen, jongeren of studenten. Ook ouderen komen als specifieke doelgroep regelmatig voor. Met uitzondering van de bedrijfsfondsen, die zich vrijwel uitsluitend op kinderen of jongeren richten, zien de onderzoekers weinig verschillen tussen de overige typen fondsen.
Lokaal vs. (inter)nationaal
Bedrijfs- en familiefondsen doneren vooral aan doelen op nationale of internationale schaal. Voor andere fondsen zijn de gemeente en eigen regio relatief van groter belang. Van het totale donatievolume is zo’n 40% gericht op initiatieven in de eigen gemeente of regio, een vergelijkbaar deel op nationale initiatieven en 20% op initiatieven buiten Nederland, aldus de onderzoekers.
Hoe verder?
Met haar (voorlopig laatste) onderzoek denkt ECSP dat haar schattingen over de totale omvang van de fondsensector een steviger basis hebben gekregen. De eerste antwoorden op de basisvragen werpen echter volgens ECSP direct ook weer nieuwe vragen op en stof voor verdere desk research en veldwerk, zoals het completeren van de lijst met fondsen (b.v. in gemeenten waar nog geen fondsen geïdentificeerd zijn of via informatie vanuit fondsenwervende instellingen), het aanvullen van de basisgegevens per fonds (b.v. donatievolume, FTE) en het uitbreiden van de meer gedetailleerde gegevens per fonds (b.v. rond regio, doelgroep en thema).
De ‘hoe-vragen’
Naast vragen over ‘wat’ fondsen doen, zijn er volgens de onderzoekers ook vervolgvragen rondom ‘hoe’ fondsen opereren en welke groepen of segmenten hierin te onderscheiden zijn. Dat is volgens hen relevant omdat het fondsen een beeld kan geven van mogelijke manieren van werken, hun relatieve positie, leerpunten en mogelijke samenwerkingspartners. ECSP: ‘Een helder beeld van de samenstelling van de sector maakt het mogelijk om dergelijke vragen ofwel meer steekproefsgewijs te onderzoeken, dan wel resultaten van een beperkt onderzoek te kunnen plaatsen in het grotere geheel. Vragen waar we aan zouden kunnen denken zijn: Welke financiële instrumenten gebruiken fondsen om organisaties te ondersteunen? Hoe investeren zij hun kapitaal en welk rendement realiseren zij? Op welke manier besluiten zij tot het al dan niet ondersteunen van een project/ organisatie? Zoeken zij pro-actief of re-actief aanvragen? Welk % van aanvragen wijzen zij af? Werken zij programma-matig of niet?
Het totale beheerde vermogen
Een vraag die in het onderzoek niet aan de orde komt is die naar het beheerde vermogen op groepsniveau. Hierover circuleren diverse schattingen. ECSP-directeur Ann Gummels: ‘Gegevens over beheerd of bronvermogen zijn maar zeer beperkt aanwezig. Het is een onderwerp waarover vermogensfondsen om uiteenlopende redenen minder mededeelzaam zijn. Het was daarom onze insteek vooral op de donaties en verschillende type fondsen te focussen.’
Een berekening van het totale bronvermogen op basis van de donatievermogens uit het ECSP-onderzoek is een complexe en risicovolle onderneming omdat er veel variabelen in het spel zijn. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk of en welke inkomsten uit fondsenwerving van de hybride fondsen nu voor vermogensopbouw of voor donaties worden gebruikt. Verder zijn er nog de zogenoemde sunset-fondsen (die hun bronvermogen gefaseerd wegschenken), fondsen die MRI inzetten (dus een deel van hun bronvermogen) en dan is er nog de vermogensopbouw over langere termijn onder invloed van fluctuerend rendement.
Het is dus niet betrouwbaar om de huidige schatting van €1,3 miljard te beschouwen als een gemiddeld rendement van 4% op het totale bronvermogen. Die rekensom levert dan een bedrag van ruim €32 miljard op. Dat is aanzienlijk minder dan de ondergrens van 50 miljard die eerder ook al in de jaargids De Dikke Blauwe3 werd aangehaald.
>Het volledige ECSP-onderzoek ‘Filantropische Fondsen in Kaart’ komt snel beschikbaar: De Dikke Blauwe zal hierover in de komende dagen berichten.