Rendement meten en communiceren: het laatste ngo-taboe?

'In de non-profitsector worden nogal wat zakken aardappelen met bulldozers verschoven’
'In de non-profitsector worden nogal wat zakken aardappelen met bulldozers verschoven’
30 maart 2016
Nieuws | | (Social) Impact

'In de non-profitsector worden nogal wat zakken aardappelen met bulldozers verschoven’
 
Het kan allemaal een stuk efficiënter in de non-profitsector, vindt Peter Scholten. Al bijna twintig jaar zet hij zich in om het maatschappelijk rendement van sociale investeringen te verhogen. In zijn nieuwe rol als hoofdredacteur Social Impact, deelt hij zijn kennis met lezers van De Dikke Blauwe. In dit interview vertelt hij over impactmeting en de noodzaak om ook tegenvallende resultaten te communiceren. 'Veel mensen vinden mij vervelend omdat ik lastige vragen stel.’
 
Dat Scholten - die een succesvol adviesbureau runt - zijn professionele leven wijdt aan het bevorderen van doelmatigheid is een exponent van zijn karakter: 'Ik heb een onuitputtelijke efficiëntie-drive', zegt Scholten. 'Toen ik afstudeerde in bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit zeiden ze tijdens de diplomaceremonie: 'Peter hates to waste time'. Ik wil dat alles snel, efficiënt en doelgericht gaat.'
 
Doelmatig investeren
'Als een for-profitonderneming geld investeert, heeft het een bepaald financieel rendement voor ogen', zegt Scholten. 'We vinden het vanzelfsprekend dat je dat zo goed en efficiënt mogelijk wilt realiseren. Voor sociaal rendement zou het niet anders moeten zijn. Je investeert omdat je een bepaald resultaat wilt bereiken en dan moet je je afvragen of dat nuttig en efficiënt gebeurt. Doe je het goede goed, en doe je het efficiënt?'
 
Om te weten wat het sociale rendement is op een maatschappelijke investering, zou het gemeten moeten worden. 'Als je claimt dat je sociaal rendement behaalt, moet je het meten, zichtbaar maken en communiceren', zegt Scholten. 'Dan kun je ook zien of het efficiënt gebeurt.' Dat is niet altijd het geval in het land van goede doelen. Scholten schetst het beeld van een bulldozer die een zak aardappelen verschuift: 'In de non-profitsector worden nogal wat zakken aardappelen met bulldozers verschoven. Het gewenste resultaat wordt behaald, maar het had sneller en goedkoper gekund.'
 
Sociaal marktonderzoek
Scholten hield zich als een van de eerste in Nederland bezig sociale impactmeting. In 2002 introduceerde hij de methodiek Social Return on Investment (SROI) in Europa, een methode om niet-financiële waarde te meten. Nog steeds deelt hij zijn kennis over impactmeting middels lezingen, workshops en onderzoek. Hij reikt daarbij concrete stappen en methoden aan. In 2012 bijvoorbeeld, bracht hij het boek Dan ga ik liever op vakantie uit, met de ondertitel Over de zin en onzin van maatschappelijke interventies. Hierin presenteert hij samen met co-auteur Marije van der Meij een werkwijze om het effect van interventies te meten.
 
Om de resultaten van een maatschappelijke interventie na afloop te kunnen vaststellen, moet voorafgaand aan de actie worden begonnen met meten, stellen Scholten en Van der Meij. Een methode die daarvoor kan worden ingezet is het sociaal marktonderzoek: aan de hand van zeven vragen wordt het doel en de scope van de interventie in kaart gebracht. De vragen lijken op het eerste gezicht erg voor de hand liggend. Neem bijvoorbeeld de vraag: 'Wie is de doelgroep?'. Dat lijkt een inkoppertje, maar in de praktijk valt dat behoorlijk tegen.
 
Scholten: 'In de non-profitsector nemen mensen vaak genoegen met algemene antwoorden. Ze zeggen honger de wereld uit te willen helpen en denken dat het volstaat hun doelgroep te definiëren als 'mensen met honger in een bepaald land'. Maar je gaat niet in je eentje de honger oplossen en dus moet je specifieker benoemen wat je daadwerkelijk van plan bent. Wat ga je exact doen, en voor wie precies? Een heel land, een bepaalde stad, een deel van die stad? Een specifiek deel van de bewoners? Enzovoorts.'
 
Doorvragen
'De zeven vragen van het sociaal marktonderzoek lijken makkelijk te beantwoorden', vervolgt Scholten, 'maar het gaat erom door te vragen.' Scholten geeft een voorbeeld: 'Een van de vragen is: 'Is er urgentie?'. Mensen vinden natuurlijk van wel en hebben snel een antwoord klaar. Vervolgens vraag ik door: hoe erg is het dan? In relatie tot wat? Zijn er al andere partijen die dit probleem aanpakken? Welk verschil zou het maken als je niets zou doen? Wat heeft men er zelf voor over? In tijd en/of geld?’
 

'Dat doorvragen kan wrevel opwekken, omdat het mensen dwingt hun aannamen kritisch te bekijken', zegt Scholten. 'Mensen vinden mij niet zelden heel vervelend. Aan het begin van een workshop zeg ik altijd, 'aan het eind van de dag vinden jullie mij vast heel onaardig'. Als ik het zeg lachen de deelnemers daar om, maar uiteindelijk krijg ik vaak gelijk. Ik zaag niet door omdat ik een cynisch mannetje ben, maar juist omdat ik wil dat maatschappelijke interventies zo precies, efficiënt en effectief mogelijk gebeuren. En daar hoort bij dat we geen geld moeten weggooien aan zaken die achteraf geen urgent probleem bleken te zijn. Dan moet je dus niet alleen maar lieve aardige vragen stellen en elkaar doorlopend bevestigen, maar ook heel kritisch durven zijn.'
 
'Ik doe niet gauw iets voor iemand'
'Die zeven vragen die we in het boekje formuleren zijn geen doel op zich', zegt Scholten. 'Het gaat om een andere manier van denken: kritisch en zelfstandig. Als je het boek leest als invuloefening, begrijp je het niet.' Zelfstandigheid staat ook voorop in de activiteiten van zijn adviesbureau Scholten & Partners. 'We doen niet gauw iets voor een organisatie, we ondersteunen hen het zelf te doen. Bij de uitvoering van een impactmeting, houden veel adviesbureaus de kennis binnen het eigen bureau. Daardoor blijft een cliënt voor elke meting van hen afhankelijk. Wij willen een cliënt leren het zelf te doen, daardoor raakt zo'n meting ook veel beter in de organisatie geworteld. De denkwijze die uit een impactmeting voortvloeit, wordt dan onderdeel van de bedrijfscultuur. Impactmeten is niet een trucje, het is een manier van denken.’
 
'Maar niet alle organisaties willen dat', vervolgt Scholten. 'Vaak zie je dat een impactmeting alleen wordt gebruikt om financiering te krijgen. Het wordt gezien als een verplicht stempeltje dat je haalt, het liefst bij een groot onderzoeksbureau met een dure naam. Daar ben ik wel een beetje cynisch over. Impactmeting is een proces dat je elk jaar moet herhalen, anders heeft het weinig zin. Het moet, net als de jaarlijkse financiële rapportage, onderdeel zijn van de bedrijfsvoering. Soms zijn organisaties enthousiast en zeggen de metingen consequent te willen invoeren. Totdat de subsidie binnen is en dan laten ze het weer los.
 
Gebrek aan solidariteit in de sector
De non-profitsector staat vaak niet open voor echte impactmeting, is Scholtens ervaring. 'Uit zo'n onderzoek kan natuurlijk ook blijken dat de resultaten tegenvallen. Veel organisaties zijn er huiverig voor dat te communiceren naar de buitenwacht. Organisaties zouden echter ook moeten rapporteren over mislukkingen. Door alleen succesverhalen naar buiten te brengen, wordt het publiek geconditioneerd om hele hoge verwachtingen te hebben. Dat pakt negatief uit voor de Nederlandse non-profitsector als geheel. Want als er een keer een gefaald project in de publieke belangstelling komt, is het land te klein. Dat slaat terug op de hele sector.'
 
Organisaties zouden daarom een beetje stoer moeten zijn en ook minder rooskleurige resultaten openbaar maken, vindt Scholten. Hij ziet dat echter niet snel gebeuren. Scholten: 'De non-profitsector is een hele individualistische wereld. Het is ieder voor zich en God voor ons allen. Als ze de concurrent een pootje kunnen lichten, zullen ze het niet laten. Dat gebrek aan solidariteit heeft een negatief effect op de sector.'
 
Positieve ontwikkelingen
Scholten ziet ook positieve ontwikkelingen in de non-profitsector. 'Tien jaar geleden was er nauwelijks aandacht voor impactmeting, maar de interesse ervoor groeit', zegt hij. 'Er vindt langzaam maar zeker een cultuurverandering plaats. Dat heeft ook met nieuwe aanwas te maken. Ik geef les op verschillende opleidingen. De studenten vinden het volstrekt normaal na te denken over impactmeting en zijn daar heel creatief in.'
 
Een andere positieve ontwikkeling is dat er steeds meer een kruisbestuiving plaatsvindt tussen de non-profit- en de for-profitsector. Ngo's beginnen de efficiëntie van bedrijven over te nemen. Omgekeerd neemt sociaal ondernemen een vlucht. Scholten: 'Ondernemen anno 2016 kan niet meer zonder je rekenschap te geven van je omgeving. Eigenlijk zijn er ook niet veel ondernemingen meer die puur en alleen voor financieel rendement gaan. De meesten streven ook naar duurzaamheidsrendement en sociaal rendement. Het oude verschil tussen for-profit en non-profit wordt steeds kleiner.’
 
Binnenkort verschijnt bij social enterprise Lenthe een nieuw boekje van de hand van Peter Scholten: Resultaatgericht inkopen in het sociale domein.

Reeds verschenen: Dan ga ik liever op vakantie, Over de zin en onzin van maatschappelijke interventies. Scholten presenteert in dit boek samen met co-auteur Marije van der Meij een werkwijze om het effect van interventies te meten.

 
 
Vijf gouden tips voor impactmeting van Peter Scholten
 
  1. Start een impactmeting voordat een project begint en niet achteraf.
  2. Bepaal vooraf precies wat het probleem is dat je wilt oplossen. Je kan hiervoor de SMART methode gebruiken waarbij vooral de S van Specifiek belangrijk is.
  3. Betrek de eindgebruiker bij het meten van de impact. Uiteindelijk is de vraag of het project heeft bijgedragen aan het oplossen van het probleem van de eindgebruiker. Echter, vaak wordt bij een evaluatie van een project aan deze groep weinig aandacht besteed.   
  4. Houd efficiëntie in het oog. Een project kan een positief resultaat hebben maar dat wil nog niet zeggen dat de uitkomst op de meest efficiënte manier is bereikt. Er is geen bulldozer nodig om een zak aardappelen te verschuiven.
  5. Herhaal de impactmeting regelmatig. Een eenmalige meting heeft niet zoveel zin. Maak de meting onderdeel van het werkproces.  
2/2