Leuk, zo’n jaargids, maar ik heb al een boek: De Dikke Blauwe3. En die heb ik nét uit. Daar staat toch alles al in?
Venema: ‘Bewaar ze goed die oude delen, want straks worden ze een collector’s item en een bron voor scripties over de ontwikkeling van de Nederlandse filantropie. En die gaat zo snel dat er helemaal geen tijd is voor oude wijn in nieuwe zakken, al kan ik me voorstellen dat zo’n jaarlijkse dikke pil onder die verdenking komt te staan. Maar jaargang vier is echt van kaft tot kaft geactualiseerd: nieuwe namen, nieuwe trends, nieuwe spelers.
Kijk, onze opdracht is om elk jaar de juiste balans te vinden tussen vertrouwde onderdelen met een naslag- en documentatiefunctie en nieuwe invalshoeken die verrassen en inspireren. Die Dikke hoort op je bureau, maar ook op je nachtkastje.’
Groenhuijsen: ‘Wat betreft de nieuwe elementen kunnen we wel een tipje van de sluier oplichten. Het boek begint bijvoorbeeld met het spel ‘Speel mee in het Land van Goed Doen’, een speelse manier om zowel nieuwkomers als autochtonen in korte tijd een soort inburgeringscursus te geven. Taboes benoemen we; heilige huisjes slopen we. We laten zien welke keizers in Het Land van Goed Doen echt geen kleren aan hebben, een aanpak die we belangrijk vinden, want het is een mix van betrokkenheid en relativering, met een snufje humor en een eetlepel venijn. Filantropie is mensenwerk.’
Venema: ‘Auteurs zeggen van hun laatste boek dat die ook de beste is. Dat is in dit geval echt zo: we vinden de Dikke4 leuker, speelser en prikkelender dan al z’n voorgangers.’
De Dikke is toch alleen voor de filantropische ‘incrowd’?
![](/assets/upload/images/49/20170927084335_Schermafbeelding-2017-09-27-om-08-42-42.png)
Groenhuijsen: ‘Veel meer dan in de vorige editie komen major donors in DDB4 - letterlijk - in beeld. In de vorm van portretten en diepte-interviews. Dat is belangrijk, want een van de grootste problemen in de Nederlandse filantropie is de mismatch tussen vraag en aanbod van privaat geld voor de goede zaak. We zijn daarin natuurlijk geen matchmaker in praktische zin, maar we bieden wel een platform en informatie waarmee die match tot stand kan komen. De filantropische paspoorten spelen daarbij een belangrijke rol, want je leert wat de mens achter de organisatie drijft. En van major donors leer je wat hun beweegredenen zijn om te investeren.’
Op het boek staat de slogan ‘Goed doen is het nieuwe rijk zijn’: bekt lekker, maar wat bedoelen jullie daar nou mee?
Venema: ‘Daarmee verwoorden het gevoel dat het denken over vermogen en bezit aan het kantelen is. Ok, je hebt drie Rolexen en een superyacht, maar geef je je geld ook een andere betekenis? Jongere generaties willen daarmee aan de slag. Uiting geven aan je filantropische betrokkenheid bij de samenleving is in Nederland nog steeds gedempt, maar wordt ook steeds breder geaccepteerd. Er is potentieel veel vermogen in ons land beschikbaar dat nog niet benut wordt.’
Groenhuijsen: ‘In Amerika is het heel normaal dat je van de daken schreeuwt wat je allemaal weggeeft, maar hier in Nederland doe je dat gewoon niet. En dat is jammer, want daarmee inspireer je juist anderen ook goed te doen met tijd en geld. Je ziet aan deze uitgave dat daar heel voorzichtig verandering in komt.’
Verandering? Die Blauwe Belofte van jullie - de Nederlandse variant van The Giving Pledge, waarbij rijken beloven een deel van hun vermogen aan goede doelen te schenken - is anders wel op een fiasco uitgelopen.
Venema: ‘Ja en nee. Die Blauwe Belofte is een overwinningsnederlaag. Daarover tref je een heel hoofdstuk aan in de nieuwe gids. We hebben onze polderpledge officieel uitgeroepen tot een briljante mislukking.’
Groenhuijsen (grijnzend): ‘Met boter en suiker door de zijdeur. Niemand wilde die Belofte tekenen. En de hemel weet hoeveel moeite we daarvoor hebben gedaan.’
Venema: ‘In de vorm totaal mislukt. Nederlandse rijken breek je met een koevoet niet open over hun filantropie. Met een openbare belofte lopen we duidelijk te ver voor de muziek uit, maar dat laat onverlet dat onze basismissie volop van kracht blijft: informatie en opinie om een gunstig klimaat voor maatschappelijke vrijgevigheid te creëren.’