Niet alleen de onderzoeksvragen zijn opvallend, ook de methodiek. Hubers beschrijft in de inleiding van zijn proefschrift dat zijn werk bij Oxfam Novib hem deed inzien dat er weinig kwantitatief onderzoek is naar filantropie. Impactonderzoeken zijn vaak kwalitatief (gebaseerd op interviews en observatie) en niet kwantitatief (gebaseerd op een grote hoeveelheid metingen). Toen hij in 2010 de mogelijkheid kreeg om bij het Erasmus Center for Strategic Philanthropy kwantitatief onderzoek te doen, leerde de van huis uit cultureel antropoloog zich technieken van toegepaste econometrie aan. De vier grootste onderzoeken vormen de basis van zijn proefschrift Essays on Determinants and Impact of Private Contributions to Public Goods waarmee hij op 3 maart promoveerde aan de Erasmus Universiteit.
Probleem oplossen
'Bij Oxfam Novib werkte ik mee aan de evaluaties van de projecten', vertelt Hubers via Skype vanuit Thailand, waar hij een aanstelling heeft aan de Webster University. 'Doordat het kwalitatieve onderzoeken waren, kwam er altijd wel wat uit. Dat vond ik een beetje zonde. Die evaluaties zijn niet goedkoop. Er worden dure consultants ingehuurd. Het kost veel tijd: mensen moeten heen en weer reizen, er moeten panelgesprekken worden gevoerd. Het geeft je wel inzicht in wat er gebeurt in het veld. Maar het bestaat vooral uit heel veel verhalen, die worden vastgelegd in vuistdikke evaluatierapporten. Maar er kwam niet uit naar voren wat ik wilde weten: Er is een probleem, wat is de beste manier om dat probleem op te lossen?'
Hubers haast zich te zeggen dat het geen verwijt aan Oxfam Novib is: 'Oxfam was op zich juist best al ver met het meten van hun resultaten. Maar op dat moment was de kennis over kwantitatief onderzoek - de zogenaamde rigoureuze impactevaluaties - binnen de filantropische sector nog nauwelijks aanwezig.'
Experimenteren
![](/assets/upload/images/60/20160322200649_Frank-Hubers.jpeg)
Rigoureuze impactevaluaties zijn echter niet altijd even makkelijk uit te voeren bij ontwikkelingensamenwerkingsprojecten. Hubers: 'Om te bepalen wat de impact van een interventie is, moet je eigenlijk ook weten wat er was gebeurd als de interventie niet was gepleegd. Maar zulke metingen kun je vaak niet doen. Stel, je wilt weten wat het effect is van het bouwen van een weeshuis. Je kunt niet zeggen: we geven de helft van de wezen onderdak en de andere helft niet en over twintig jaar gaan we kijken wat het verschil is.'
Toch heeft Hubers manieren gevonden om rigoureuze evaluaties toe te passen: 'In Bangladesh is in een bepaald gebied het water vervuild met arsenicum. De Nederlandse organisatie ProPortion werkt samen met de Bengaalse organisatie NGO Forum aan een project dat het voor lokale ondernemers winstgevend maakt het water te zuiveren. In samenwerking met hen ga ik de impact hiervan evalueren. Doordat ik vanaf het begin bij het project betrokken ben, kan ik hier rigoureus impactonderzoek toepassen. Ik ga het gebied virtueel in stukken verdelen en door middel van loting bepalen waar wel en waar geen proefprojecten opgezet mogen worden. Na een jaar kunnen we dan het effect van de interventie meten.'