De nog grotere black box
De lezing die René Bekkers vanmiddag houdt voor een publiek van internationale wetenschappers en filantropiebestuurders aan het einde van de ‘Dutch Days’ op de internationale ISTR conferentie is in vele opzichten een bijzondere. Niet alleen is zijn verhaal een voorbode van de oratie die hij begin 2019 zal uitspreken bij de aanvaarding van zijn ‘vaste’ leerstoel Filantropie aan de VU, na zijn tijdelijke - door de KNAW gefinancierde - leerstoel de afgelopen jaren, het is ook nog eens een verrassend persoonlijk verhaal. Het geeft een inkijk in de ziel van de wetenschapper: zijn vragen, twijfels, inspiratie, teleurstellingen en de drive om te achterhalen welke waarden filantropie voor mensen en samenleving heeft. Want één ding is duidelijk: we weten veel van filantropie - samen met de VS is Nederland het verst met het in kaart brengen van geefgedrag - maar het meeste weten we nog niet. Zijn de huidige cijfers op veel punten al niet adequaat: de filantropie achter de cijfers is mogelijk een nog grotere black box. De Dikke Blauwe sprak uitgebreid met René Bekkers over zijn persoonlijke puzzel: wat is de waarde van filantropie?De economische waarde van filantropie
Eerst even over de economische waarde van filantropie in getallen. Dat is wat de meeste mensen onthouden van het tweejaarlijkse onderzoek Geven in Nederland. Daar rolt een getal uit. Maar hoe ‘hard’ is dat getal en hoe moeten we het wegen?Volgens Bekkers beschikt zijn Centrum voor Filantropische Studies over filantropiedata op drie niveaus: op individueel niveau (micro), op organisatieniveau (meso) en op (inter)nationaal niveau (macro). Het meeste dat het Centrum nu weet, komt uit data op micro-niveau. Dus wat respondenten de onderzoekers melden. Op macro-niveau zijn er wel wat data die nu verwerkt zijn in bijvoorbeeld Giving Europe, maar door gebrek aan een goede, vergelijkbare meetmethode staat onderzoek naar global philanthropy nog maar in de kinderschoenen.
Bekkers: ‘Op meso-niveau stuiten we als onderzoekers vooralsnog op een black box. We weten nauwelijks iets over de life cycle van fondsen; weinig over het beleid van besteding en toekenning van zowel vermogensfondsen als goede doelen. Die data zijn er wellicht verspreid, maar niet beschikbaar voor ons wetenschappers. Dit is een uitdaging voor de komende jaren: om meer en beter in kaart te brengen hoe filantropische fondsen werken en wat hun impact is. De Belastingdienst zou daarvoor een goede bron zijn - zoals in de VS -, maar die data zijn om verschillende redenen (nog) niet beschikbaar, al worden hier nu stappen in de goede richting op genomen.’
We geven net zoveel aan filantropie als diervoeding
Dan even terug naar de data van Geven in Nederland die iets zeggen over de economische waarde van filantropie in ons land: wie geeft wat, wanneer, waar en aan wie? Uit het laatste onderzoek (over geefjaar 2015) komt GIN op een kleine zes miljard euro aan economische waarde. Dat is ongeveer 0,8% van ons Bruto Binnenlands Product. Giving Europe komt uit op minimaal 87,5 miljard euro. In de VS wordt de economische waarde op 350 miljard euro geschat: ongeveer 2% van hun BBP. Is dat nou veel of weinig?Bekkers maakt voor een antwoord op die vraag een aantal ontnuchterende en bijna hilarische vergelijkingen. Bekkers: ‘Het Europese geefgetal van huishoudens is ongeveer de helft van wat besteden aan non-alcoholische dranken en ongeveer een derde van wat we uitgeven aan alcohol. De totale giften van huishoudens in ons land - 1,6 miljard, 216 euro per huishouden - komen overeen met onze uitgaven aan suiker, snoep en ijs (202 euro per huishouden) of voor diervoeding. Deze economische waarde betekent niet dat er een hoogleraar suiker, snoep en ijs is, maar wel zijn er in ons land een aantal hoogleraren filantropie. Waarom? Wat maakt dat de waarde van filantropie klaarblijkelijk hoger is dan alleen de economische-monetaire waarde?’