De studie ‘Filantropie op de grens van overheid en markt’ die de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) onlangs publiceerde, was aanleiding voor een kritische column van DDB-commentator Edwin Venema. Hij vindt dat de WRR in een advies over de verdeling van opbrengsten van de goede doelenloterijen een vreemd bommetje legt onder hun autonomie. Dat zag de WRR echt anders en klom in de pen. In dit artikel vindt u de integrale WRR-reactie en Venema’s slotwoord hierover.
>Lees de column ‘WRR legt vreemd bommetje onder autonomie goede doelenloterijen’
>Mini-poll: laat ons na lezing van deze discussie weten wat u vindt van de stelling: 'Bent u VOOR of TEGEN dat de overheid een maatschappelijke commissie benoemt die de loterij-gelden verdeelt en daarmee een einde maakt aan de goed-geld-gala’s van de mannen van de droomfabriek?' Klik hier.
>Repliek WRR:
Onlangs publiceerde de WRR een verkenning onder de titel Filantropie op de grens van overheid en markt. Volgens Edwin Venema – voormalig hoofdredacteur van De Dikke Blauwe– legt de WRR daarin ‘een vreemd bommetje onder de autonomie van de goededoelenloterijen’(De Dikke Blauwe, 8 november 2018). Venema betoogt dat de WRR zich op een ‘uiterst curieuze wijze’ tegenspreekt bij zijn aanbeveling voor de goededoelenloterijen. Enerzijds benadrukt de WRR dat overheid en filantropie op fundamentele punten van elkaar verschillen. De overheid is ‘een democratisch gekozen distributeur van middelen voor het algemeen belang en dat is de filantropie in essentie niet’. Daarom moet de overheid de eigen aard van filantropie respecteren. Anderzijds pleit de WRR voor ‘democratisering van de zeggenschap over afdrachten vanuit het loterijstelsel’. Dat is volgens Venema ‘volstrekt ongerijmd’. Mag de overheid zich dan wél bemoeien met de bestemming van de giften van burgers? Het waren toch de burgers die we vrij moesten laten in hun geefgedrag? Graag lichten wij deze vermeende inconsistentie toe.
Wij pleiten inderdaad voor gepaste afstand tussen overheid en filantropie. Essentieel voor filantropie is de vrije keuze van mensen om zelf te beslissen aan welke goede doelen zij geld willen geven. Filantropie is daardoor onvermijdelijk enigszins eigenwijs, willekeurig, selectief of vrijblijvend van karakter. De overheid is daarentegen in haar beleidsvoering gehouden aan principes van de democratische rechtsstaat (zoals het gelijkheidsbeginsel). Filantropie kan nuttige aanvullende functies vervullen bij voorzieningen die ‘voorwerp van overheidszorg’ zijn, maar is geen verlengstuk van de overheid. Zo kan filantropie attenderen op misstanden en het voortouw nemen bij innovatieve initiatieven die bij succes door de overheid kunnen worden overgenomen. Maar waak voor rolvervaging. Daarom hoort ook in het toezicht op filantropie zelfregulering voorop te staan. Maar respect voor de autonomie van filantropische instellingen sluit niet alle denkbare bemoeienis van de overheid uit. Zo is het in het kader van – en in ruil voor – fiscale faciliteiten volstrekt legitiem om zekere eisen te stellen aan ‘algemeen nut beogende instellingen’.
Bepaalde eisen aan de goededoelenloterijen (zoals de Nationale Postcode Loterij, de BankGiro Loterij en de Vriendenloterij) achten wij ook alleszins gerechtvaardigd. Want het gaat wel om een eigenaardig fenomeen in de wereld van de filantropie. Honderden goededoelenorganisaties, verenigd in het Goede Doelen Platform, profiteren ervan: ruim 500 miljoen euro per jaar (ter vergelijking: de giftenaftrek in de inkomstenbelasting kent een budgettair beslag van circa 330 miljoen euro per jaar). Maar de loterijen spelen in op zelfzuchtige motieven van de deelnemers. In de beleving van de meeste deelnemers zal de afdracht aan goede doelen hooguit een bijkomstigheid zijn. Een gokje wagen is eigenlijk geen filantropie, geen weloverwogenfree gift. Niet voor niets kun je je uitgaven aan loterijen ook niet opvoeren bij de giftenaftrek.
Het loterijstelsel is bovendien door de overheid in het leven geroepen. Daar draagt zij dan ook een specifieke verantwoordelijkheid voor (we hadden ook een volledig open markt voor loterijen kunnen creëren zonder verplicht afdrachtpercentage). De WRR pleit niet voor afschaffing van het stelsel. Evenmin voor vergaande zeggenschap van de overheid over de verdeling van de afdrachten. Wel voor enigerlei vorm van ‘democratisering’. Nu bepalen ‘de mannen van de droomfabriek’ (Ineke Holtwijk, 2014) aan de Van Eeghenstraat in Amsterdam grotendeels welke goede doelen profiteren. Laat de deelnemers met het kopen van een lot hun voorkeur voor specifieke goede doelen kenbaar maken. Dat gebeurt nog maar mondjesmaat. Prima, als nieuwkomers in het stelsel meer oog hebben voor het betrekken van hun deelnemers bij de keuze van goede doelen. Of laat de loterijen publieke verantwoording afleggen aan een maatschappelijke adviesraad. Met de beste wil van de wereld zien wij in dit ‘bommetje’ geen aantasting van de autonomie van filantropie.
Peter de Goede en Marianne de Visser (stafmedewerker resp. lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid)
De WRR wil een beetje zwanger zijn
Peter de Goede en Marianne de Visser wrijven met hun repliek op mijn commentaar van 8 november (zie hierboven) wel erg nadrukkelijk in een door hen zelf gecreëerde inktvlek. En ze doen dat op een persoonlijke manier die verrassend weinig wetenschappelijk is. Zij pleiten opnieuw voor ‘enigerlei vorm van democratisering’ voor de afdrachten van de goede doelenloterijen en zien met de beste wil van de wereld niet waarom ik dat ‘een bommetje’ onder de autonomie van de loterijen vind.
Geen misverstand. De goede doelenloterijen opereren niet in een vacuum en natuurlijk is er een vorm van overheidsbemoeienis: de loterijen moeten zich houden aan de wettelijke en fiscale kaders voor het Kansspelbeleid, waarin na alle kabinetten nog steeds de zelfregulering het leidende beginsel is. De helft van de inkomsten uit lotenverkoop moet naar goede doelen (afgevinkt), maar welke dat zijn, heeft de overheid nadrukkelijk aan het private initiatief overgelaten. Het zit de auteurs van het WRR-rapport kennelijk ongelooflijk dwars dat ‘de mannen van de droomfabriek’ aan voorheen de Van Eeghenstraat dat lekker zelf bepalen.
Waarom? Omdat het om zoveel geld gaat? Kijk eens naar de besteding van Het Leger des Heils (bijna 400 miljoen euro), of Artsen zonder Grenzen (260 miljoen euro): zou over de verdeling van dat geld dan niet ook ‘enigerlei vorm van democratisering’ moeten plaatsvinden? Nee natuurlijk. Burgers mogen met eigen geld de doelen steunen die ze zelf kiezen. Vinden ze die doelen niet (meer) steunwaardig, dan stemmen ze met hun portemonnee gewoon voor een ander doel.
Maar de loten van de goede doelenloterijen zijn geen ‘free gift’, betoogt de WRR: ze spelen in op de hebzucht van de lotenkopers en de afdracht aan goede doelen is ‘hooguit een bijkomstigheid’. Tja, over demagogie hoef ik de WRR kennelijk niets meer te leren: ‘de mannen van de droomfabriek (daar zijn ze weer) gijzelen het hele Nederlandse volk met hun eigen hebzucht. De goede doelenloterijen zijn aldus geframed als een staatsgefaciliteerde chantage. Het is een nauwelijks verbloemd ‘ad hominem’: spelen op de man(nen).
Je zou dus verwachten dat De Goede en De Visser met al die lotenkopende zombies in ons land juist voor een systeemverandering zouden pleiten, maar dat doen ze gek genoeg niet. Misschien omdat hun ontgaan is dat die systemische verandering al heeft plaatsgevonden en ruimte biedt aan nieuwe loterijen. Nieuwe vergunninghouders als Fairshare en Raffled komen met proposities die volop keuze bieden aan lotenkopers voor de afdracht van hun inleg. Dat gebeurt nu nog ‘mondjesmaat’ zeggen De Goede en De Visser: zeker, maar als de gegijzelde natie zich wil bevrijden van de ‘de mannen van de droomfabriek’ zal het binnenkort vast stormlopen bij de nieuwe aanbieders en kan die droomfabriek z’n poorten sluiten. Ik zei het al: donateurs stemmen met hun portemonnee.
De Goede en De Visser erkennen volmondig dat burgerinitiatieven wel kunnen bijdragen aan pluriformiteit en democratie, maar op zichzelf niet ‘democratisch’ zijn, zoals de overheid het gelijkheidsbeginsel hanteert voor haar onderdanen. Het beginsel geldt niet voor individuele doelen en - dit is de missing link in de repliek van De Goede en De Visser - ook niet voor de als privaat initiatief opgezette goede doelenloterijen die 50% van de inleg van lotenkopers/donateurs aan een eigen selectie van goede doelen geld doorzetten. Nu de door De Goede en De Visser zo gewenste ‘democratisering’ allang in gang is gezet, blijft het mij een raadsel waarom zij toch voor de goede doelenloterijen een aanvullende verantwoordingsplicht over de besteding blijven bepleiten. Waarschuwen voor ‘rolvervaging’ van het private en publieke domein aan de ene kant, maar voor ‘de mannen van de droomfabriek’ aan de andere kant een uitzondering maken? Dat is denken dat je ‘een beetje zwanger’ kunt zijn. En dat is volstrekt ongerijmd ja.
Edwin Venema
Politiek en overheid