Afgelopen maandag vond het derde IF Debatcafé plaats in Amsterdam. Een impressie van Fons van Rooij, vice-voorzitter van het IF en columnist van Filanthropium.
De eerste maal dat ze het zei, was het zachtjes in een bijzin. De tweede maal veel luider. ‘Filantropisch geld stroomt straks naar social enterprises’. Zoiets wilde ik horen, daar was ik naar op zoek. Het was precies de reden waarom dit derde IF-Debat Café als teasende kop had ‘Sociaal ondernemen is in, fondsenwerven is uit’. De onderliggende vraag is namelijk waarom vermogende burgers geld zouden blijven geven aan een sector die enigszins minzaam en meestribbelend de donateur openheid geeft, maar geheel niets voelt voor enige vorm van medezeggenschap. Het antwoord ligt zo voor de hand, want de sociaal ondernemer is jong, van deze tijd, bevlogen, vernieuwend, denkt groot, steekt al zijn tijd, ziel en zaligheid in een droom. Hij zal de wereld daarmee veranderen. Als je dan moet kiezen als vermogende donateur tussen een goed doel en een social enterprise is dat natuurlijk niet zo moeilijk. Bij de eerste ben je je geld sowieso kwijt. Bij de tweede misschien, maar de kans dat je investering een succes wordt is ook aanwezig, je mag vragen stellen, op vergaderingen komen, ongevraagd meedenken en als het allemaal werkt heb je naast veel plezier nog rendement ook.
Waar zit de dreiging?
Willemijn Verloop, founder en bestuurslid van Warchild, richtte enige tijd geleden social-enterprise.nl op, een platform dat sociaal ondernemers verenigt. Zij was een van de speciale gasten op het 3e Debat Café van Instituut Fondsenwerving, dat met ruim honderd deelnemers weer voor een volle bak zorgde in het Amsterdamse Felix Meritis. Andere gasten waren Harmen van Doorn, van Crowdsourcing platform Pifworld en Peter Groenen, belegger/venture capitalist, filantroop en oprichter van Jazi, een initiatief om filantropie effectiever en leuker te maken. De vraag die het gehele debat bleef hangen: ‘wat is dan precies een sociaal ondernemer?’ Misschien tekende het wel de volwassenheid van het debat, dat er niet kinderachtig werd gesteggeld over definities, maar dat vooral werd gezocht naar de betekenis ervan voor goede doelen. Waar zat dan die dreiging in?
Geen geitenwollensokken-softies
Bij de opening mocht ik van debatleider Cees Grimbergen inleiden dat de wereld eenvoudig kan worden opgedeeld in tweeën. Profit en non-profit. Dat de eerste bol staat van experimenten en vernieuwing, waaronder steeds vaker de social businesses, social enterprises, coöperaties. Het zijn geen geitenwollensokken-softies, maar hoogopgeleide jonge wereldburgers, die betekenisvol bezig willen zijn, niet door zich dorstig te laven aan de kostenzijde van de winst- en verliesrekening van de staat. Nee, door donateurs en investeerders te overtuigen. Dat profit-werelddeel is sterk in beweging, dat kun je dagelijks aan de hand van talrijke voorbeelden lezen in Het Financieele Dagblad.
De andere wereld is de non-profit wereld, waar nauwelijks voorbeelden zijn te vinden van vernieuwing. Die zich zorgen maakt over risico’s, waar men elkaar steeds meer regels en toezicht oplegt. Waar bestuurders steeds vaker de plaats innemen van pioniers. Waar toezichthouden een bedrijfstak is geworden. Waar en wanneer komen die werelden ooit nog samen?
Totaal verschillende culturen
Aanvankelijk ontluisterend voor mij was de stelligheid waarmee Willemijn Verloop zei dat er sprake is van twee totaal verschillende culturen en dat goede doelen, ze wist het uit eigen ervaring, wars zijn van innovatie. Peter Groenen zei letterlijk dat hij de sector meer ondernemerschap zou gunnen. Maar er sprak geen vertrouwen uit dat hij er grote verwachtingen van had. Hij had voorafgaand aan dit debat eens goed de websites van de deelnemers bekeken en het was hem nergens echt duidelijk geworden op welke klant ze zich nu precies richten. Het was hem ook niet duidelijk wat ze te bieden hadden aan donateurs, wel dat ze hun geld graag wilden.
Angst om fouten te maken
Joke Kurvers, van daklozenopvang Maaszicht vond dat opvang nooit zonder subsidie zou kunnen. Hun ondernemerschap zat ‘m nu juist in de fondsenwerving. Steeds beter slaagden ze erin zo extra geld te werven.
Jurriaan Callenbach van KWF Kankerbestrijding, jarenlang werkzaam geweest in de for profitsector, ziet vooral de angst om fouten te maken als grootste blokkade. Hij zegt: ‘ondernemen is een totaal andere tak van sport’. Deny de Jong, adviseur, ziet die angst vooral bij grote goede doelen en roemt juist de pioniersgeest van de kleintjes.
Willemijn Verloop heeft bij Warchild met vooruitziende blik elke vorm van subsidie, ook van instutionele donoren, geweigerd. ‘Voorkom subsidiegeld’, zegt ze, want het verlamt het nemen van nieuwe initiatieven. Tegelijkertijd vindt ze het onbegrijpelijk dat de gemeente Amsterdam Heineken bier schenkt bij feestelijke gelegenheden, omdat het enkele centen goedkoper is dan het bier van de lokale Brouwerij De Prael. Dat geheel draait op mensen met een beperking.
Te veel gedoe
Harmen van Doorn wijst op het enorme woud aan fiscaal/juridische regels waar je als stichting op stuit zodra je gaat ondernemen. Om die reden heeft hij initiatieven bij veel ngo’s zien sneuvelen. Te veel gedoe. Er zou meer ruimte moeten komen voor experimenten.
Tot slot wijst Verloop er nog op dat goede doelen niet direct hoeven te gaan ondernemen maar ook veel winst kunnen halen uit samenwerken met het bedrijfsleven. Ieder vanuit zijn eigen competenties.
Van charitas naar ondernemen
De grote winst van dit debat was beslist de gezamenlijke verkenning van het onderwerp. Maar ook dat sociaal ondernemers en filantropie voor een groot deel dezelfde donateurs hebben, ofwel voor een deel uit een gemeenschappelijke bron putten. Particulieren en investeerders die geloven in een betere en meer duurzame wereld. Het kan niet anders of veel goede doelen nemen vroeg of laat die afslag van charitas naar ondernemen. Doodeenvoudig omdat de markt nu eenmaal altijd gelijk heeft. Maar ook omdat de 200 grootste goede doelen op meer dan twee miljard euro (€2.000.000 miljoen!!) vermogen zitten volgens het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) terwijl de wereld schreeuwt om verandering. Goede doelen kunnen zelf dus ook die vermogende donateurs worden die zorgen voor nieuwe initiatieven. De meeste startende ondernemers hebben niet meer nodig dan een ‘seed capital’ € 50.000 tot € 100.00 volgens Daan Schmidt van Ifunds. Vermogensfondsen spelen hierop volgens hem al in met hun ‘mission related investments’.
De vraag rest nog slechts: Welk goed doel neemt als eerste de afslag?
(Social) Impact