Veel gedoe was er vooraf geweest over een algehele publicatieplicht voor alle ANBI’s als onderdeel van een gezamenlijk beleid. In een artikel in dagblad Trouw werd gesteld dat de koepel van vermogensfondsen FIN een succesvolle lobby zou hebben gevoerd tegen zo’n algemene publicatieplicht: die zou binnen het kabinet gesneuveld zijn. Nieuws dat de woede wekte van CDA-kamerlid Omtzigt, die eerder zijn motie (ingediend samen met PVV’er Van Vliet) tot meer transparantie bij goede doelen door de Kamer gesteund zag. Want hoe kon FIN zich in haar berichten hierover voor de eigen achterban op zo’n lobbysucces beroepen nog voordat het kabinet hierover een beslissing bekend had gemaakt? Kamervragen volgden en zelfs kwam de rijksrecherche even in beeld…
Pieter krijgt zijn zin. Of niet?
Intussen is één ding duidelijk geworden: Pieter Omtzigt gaat in elk geval een beetje zijn zin krijgen. In Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zal voor alle stichtingen en verenigingen met de ANBI-status een verplichting worden opgenomen om hun financiële gegevens, bestaande uit een balans en een verkorte staat van baten en lasten, in het Handelsregister te publiceren. Daarnaast zullen ANBI’s vanaf 1 januari 2014 verplicht worden “om bepaalde informatie” goed vindbaar en toegankelijk online aan te bieden, hetzij via een eigen website, hetzij via een portal van hun branchevereniging. Maar welke gegevens precies elektronisch ontsloten moeten worden, zal bij een “ministeriële regeling worden uitgewerkt”. Het gaat daarbij in elk geval om de gegevens waarom gevraagd werd in de motie van Omtzigt en Van Vliet: naam, adres en contactgegevens van de ANBI, de namen van de bestuurders, een verkorte staat van baten en lasten met een overzicht van de bestedingen van de ANBI en een toelichting daarop.
Specifieke gegevens
Maar was dat nou de “algehele publicatieplicht” waartegen de FIN gelobbyd had? FIN-directeur Rick Wagenvoort: “Het is een groot misverstand dat wij tegen meer transparantie zijn. Integendeel: ook de vermogensfondsen vinden dat zij een maatschappelijke plicht hebben tot verantwoording, zeker als er gebruik wordt gemaakt van fiscaliteiten. Dat beeld wil ik graag bijstellen. “
Wagenvoort: “Transparantie werkt in het algemeen ook in het voordeel van vermogensfondsen: zo kunnen we effectiever samenwerken met andere organisaties voor maatschappelijk impact en kunnen we onze toegevoegde waarde inzichtelijker maken voor onze stakeholders en de overheid. Hier speelt iets anders: het gaat ons vooral om de openbaarmaking van specifieke gegevens, omdat dit voor sommige van onze leden schenkingen in gevaar kan brengen van levende donoren. Dat zou nadelig kunnen zijn voor hun privacy en criminele activiteiten kunnen uitlokken. En daarom vinden wij dat aan dit soort aspecten, die te maken hebben met de specifieke kenmerken van een deel van onze achterban, in de uitvoering van deze regel aandacht besteed moet worden.”
Er moet nog wel erg veel ‘uitgewerkt’
En dit is in het algemeen de reactie op de bekendmaking van het gezamenlijke visiedocument: een mooie stap in de richting van een brede erkenning van het belang van filantropie voor de samenleving, maar er moet nog wel heel, heel erg veel worden ‘uitgewerkt’ in werkgroepen, commissies en ministeriële regelingen…
Hanneke Lenkens, directeur van Instituut Fondsenwerving, een van de leden van de SBF: “In algemene zin is dit document een krachtig signaal op weg naar brede samenwerking binnen de sector. Daarbinnen is veel gesteggeld de afgelopen jaren, maar hier zie je toch een bevestiging van de toenemende afstemming met de overheid. Maar geplaveid is het pad allerminst. Mijn leden uiten hun bezorgdheid over de uitvoerbaarheid en betaalbaarheid, met name voor de kleine fondsenwervende organisaties. Er ligt dus nog heel veel werk voor en we zullen alert moeten blijven. De wil is er, het grote nut ziet men, maar de echte uitdagingen komen nu in het uitvoeringstraject.”
Breed gedragen
VFI-directeur Gosse Bosma sluit zich bij deze visie aan. Hij erkent dat het gezamenlijke visiedocument, behalve voor wat betreft de publicatieplicht, au fond geen grote nieuwe inzichten biedt buiten de ambities die al in het convenant ‘Ruimte voor geven’ bekend waren: “Deze visie heeft voor de VFI-leden in de praktijk vooralsnog weinig invloed. Wij hebben al belangrijke slagen gemaakt op het punt van publieke verantwoording. De betekenis van dit document zit ‘m vooral in het feit wij sectorbreed het belang van filantropie naar een hoger plan hebben getrokken. Cruciaal hierbij is dat de SBF zelf verantwoordelijk is en blijft voor de ontwikkeling van een breed gedragen validatiestelsel, met onder andere een keurmerkstelsel en een gedragscode voor alle leden van de brancheorganisaties.” Ook Bosma ziet nog wel veel werk in de uitvoering: “Het is cruciaal dat we hierin een goede balans vinden tussen voldoende representativiteit in commissie en werkgroep enerzijds en slagkracht en tempo anderzijds.”
Zelfregulering
Er komt dus veel op het bordje van de SBF, want bij alle gezamenlijk geformuleerde ambities op het punt van toezicht en verantwoording blijft de Nederlandse overheid wel trouw aan het paradigma van de zelfregulering. Daarin zijn de dominee en koopman goed verenigd. ‘Filantropie’ behoort volgens Den Haag tot het private domein van onze ‘civil society’. Dat feestje van de burgers is een vitaal, democratisch grondrecht dat ze ook zelf mogen organiseren en betalen (kostenefficiënt). Alleen als er belastinggeld mee gemoeid is, zoals bij subsidies of fiscaliteiten (vrijstelling van schenkingsbelasting e.d.) past flankerend, controlerend en sanctionerend beleid. Dit alles in aanmerking genomen is het derhalve goed verklaarbaar waarom in de gezamenlijke visie op toezicht en verantwoording niet gekoerst wordt op verdere wetgeving, maar op een validatiestelsel dat aanvullend werkt op de bestaande regels.
Validatiestelsel
De kern van het validatiestelsel – en dus van het zelfreguleringsprincipe - bestaat volgens de gezamenlijke visie uit drie pijlers:
- Eén keurmerkstelsel (dus niet één keurmerk) voor verschillende soorten fondsenwervende instellingen met een onafhankelijke toetsing door een geaccrediteerde, certificerende toezichthouders;
- Eén gedragscode voor alle leden van de brancheorganisaties over governance, beloning en maatschappelijke prestaties;
- Publiekstoegankelijke internetportals van de brancheorganisaties met vermelding en doorklikmogelijkheid naar informatie van individuele leden.
Dit validatiestelsel moet door de sector zelf worden georganiseerd: dat zal met name voor de vorming van een keurmerkstelsel nog een hele opgave worden. Meer daarover en over andere aspecten van het visiedocument in volgende edities van Filanthropium Journaal.
Wilt u de tekst van het gezamenlijke document ‘Visie op toezicht en verantwoording in de filantropische sector’ helemaal lezen? Klik hier.
Wilt u de tekst lezen van het SBF-document: ‘Convenant Ruimte voor Geven. Visiedocument Toezicht en verantwoording in de filantropische sector’? Klik hier.