Dinsdag werden maar liefst twee belangrijke onderzoeken gepresenteerd door de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling: een kwalitatief onderzoek met best practises onder goede doelen en vermogensfondsen en een onderzoek naar de prestaties van een dozijn vermogensbeheerders. Bij host Triodos Bank in Zeist discussieerden zo’n vijftig vertegenwoordigers uit de filantropiesector over de uitkomsten en uitdagingen. De conclusie: er is beweging, maar er is nog een lange weg te gaan. Of, zoals VBDO-voorman Guiseppe van der Helm het formuleerde: “Duurzaam beleggen is niet voor watjes.”
Wie denkt dat binnen de sector die staat voor maatschappelijke verandering en verbetering de verduurzaming van alle activiteiten – dus ook van het beleggingsbeleid – breed omarmd wordt, komt van een koude kermis thuis. De koudwatervrees voor duurzaam beleggen is er niet alleen bij de fondswervende goede doelen – vooral uit angst voor reputatieschade bij het gevende publiek – maar ook bij de fondsgevende vermogensfondsen, die niet in het glazen huis van de publieksperceptie hoeven te opereren. Hoe komt dat? Welke dilemma’s spelen er? Gastheer Albert van Zadelhoff verzuchtte: “Nog altijd speelt op de achtergrond het vooroordeel dat duurzaam beleggen minder rendement geeft. Dames en heren: dat is niet zo.”
Weinig aandacht
Het onderzoek 'Geld geldt ook! Best practises en dilemma’s rondom duurzame financien van filantropische instellingen' – mogelijk gemaakt door financiële steun van Pequeno, het fonds van Irene Mol – geeft daar voor een deel antwoorden op. Onderzoeker Kees Gootjes deed desk research en interviewde een aantal goede doelen en vermogensfondsen. Hij kwam tot de conclusie dat voor beide type filantropische organisaties geldt dat zij financieel beheer en beleggen niet als ‘kernactiviteit’ wordt gezien. Fondsen zijn sterk gefocust op het realiseren van de overall doelstelling en dit betekent dat er zowel intern als extern relatief weinig aandacht is voor het financieel beheer en beleggen.
Beleid
Bij vermogensfondsen ligt de verantwoordelijkheid voor financiën en beleggingen bij de bestuurders van de organisatie, in de eerste plaats bij de penningmeester. Omdat uitvoerende organisaties als vermogensbeheerders duurzaam beleggen niet altijd proactief aanbieden, is het van groot belang dat in ieder geval één bestuurder kennis en affiniteit heeft met duurzaam beleggen, benadrukte Gootjes. Uit het onderzoek komt duidelijk naar voren dat de afwezigheid van kennis en kunde op dit gebied juist een vertragende werking heeft.
Voor fondswervende instellingen legde Gootjes beleidsmatig een ander accent: daar is het volgens hem belangrijk dat medewerkers van de organisatie het belang inzien van MVO. Dit leidt dan ook tot meer aandacht voor duurzaam beleggen. Gootjes: “Het besef moet doordringen tot alle lagen van de organisatie dat de aandacht zich niet beperkt tot de inhoudelijke activiteiten. Er moet ook aandacht zijn voor ‘practice what you preach’. Als dit besef aanwezig is, is de stap naar het verduurzamen van de financiën veel kleiner.”
Pragmatische benadering
Filantropische instellingen kiezen in de meeste gevallen een pragmatische benadering als het gaat om duurzaam beleggen: de weg der geleidelijkheid. Ze maken meestal gebruik van een aantal instrumenten om hun beleggingen te verduurzamen. Hierbij wordt primair een defensieve strategie gehanteerd: allereerst worden uitsluitingen toegepast. Op deze manier worden in ieder geval ongewenste beleggingen uitgesloten. Maar er wordt ook gebruik gemaakt van positieve selectie, omdat organisaties het onvoldoende vinden om er alleen voor te zorgen dat zij geen ongewenste beleggingen hebben.
MRI
Een onderwerp dat volgens Gootjes verrassend vaak naar voren komt bij filantropische organisaties is missiegerelateerd investeren (MRI), zowel bij fondswervende instellingen als vermogensfondsen. In theorie vonden vrijwel alle filantropische organisaties het een prachtig idee dat zij, door middel van hun reserves en andere vormen van vermogen, verder bij zouden kunnen dragen aan hun missie. Toch kwam een aantal significante dilemma’s en bezwaren naar voren.
In de eerste plaats vergt MRI heel veel tijd en vakspecifieke kennis, niet alleen op financieel gebied maar ook inhoudelijk op het gebied waar de investering zich op richt. Voor fondswervende instellingen is een extra dilemma de reputatie. Als een investering niet rendeert, deels of volledig afgeschreven moet worden of als controversieel aangemerkt wordt – zoals in de intussen beruchte Zembla-reportages - kan de organisatie reputatieschade oplopen, en kunnen donateurs hier negatief op reageren.
Gootjes aanbeveling: er zou een intermediaire partij moeten komen die zich in MRI specialiseert en ook zouden de organisaties een (informele) kennisgroep op kunnen zetten.
Actief aandeelhouderschap
Ook aan actief aandeelhouderschap – engagement – wordt door filantropische instellingen nog vooral lippendienst bewezen. Er zijn enkele voorbeelden van organisaties die hun stemrecht gebruiken, maar als dat gebeurt wordt dit in meeste gevallen autonoom uitgevoerd door de vermogensbeheerder, met weinig input van de organisatie zelf. Naast het uitoefenen van stemrechten kan ook de dialoog aangegaan worden met bedrijven waarin belegd wordt.
Gootjes: “Deze mogelijkheid wordt door zowel fondswervende instellingen en vermogensfondsen als veel te abstract gezien en een ver-van-mijn-bed-show. Wat zullen grote bedrijven zich nou trekken van relatief kleine aandeelhouders en hun standpunten?” Volgens Gootjes is VBDO er echter van overtuigd dat missiegerelateerd engagement (MRE) heel effectief kan zijn, niet alleen richting de bedrijven waarin belegd wordt, maar ook richting de directe financiële dienstverleners van filantropische instellingen.
Rapportageverschillen
Op het gebied van rapportage zijn er grote verschillen tussen filantropische instellingen, hoe zij omgaan met rapportage in het algemeen en specifiek over hun financiën en beleggingen. Fondswervende instellingen rapporteren volgens Gootjes vooral om verantwoording af te leggen tegenover hun donateurs en stakeholders. In het algemeen zijn vermogensfondsen minder open en transparant over hun activiteiten en meer beschouwend. Jaarverslagen worden vaak niet openbaar gemaakt. Daarnaast is er niet veel informatie op het internet te vinden.
Meer draagvlak mogelijk
Gootjes: “De financiële aspecten van een organisatie zoals de reserves en beleggingen zijn voor interne en externe belanghebbenden van belang, ook als het gaat om duurzaamheid. Daarom is rapportage over deze aspecten essentieel om de samenhang tussen de activiteiten van de organisatie in kaart te brengen. Meer detail over de uitvoering daarvan zou gewenst zijn. Voor fondswervende instellingen zou er veel meer draagvlak gecreëerd kunnen worden als er meer inzicht gegeven wordt in het besluitvormingsproces, ook rondom het verduurzamen van financiën en beleggingen. Het jaarverslag van Wakker Dier is daar een mooi voorbeeld van.”
Wake up-call
In een korte paneldiscussie onder leiding van Guiseppe van der Helm lichtte Ruud Kamphuis, onder andere manager Bedrijfsvoering bij KWF Kankerbestrijding, nog eens het dilemma van de goede doelen toe: “Wij zitten in een glazen huis, daardoor krijg je terughoudendheid, want alles wat van de missie van je organisatie afleidt kan een risico zijn, met risicomijdend gedrag tot gevolg.” Kamphuis wenste niet de schuld van reputatieschade bij de boodschappers te leggen. Over de geruchtmakende uitzending van Zembla, waarin ook KWF Kankerbestrijding in een ongunstig beleggingslicht werd geplaatst, zei hij: “Wij werden er door overvallen, maar het heeft uiteindelijk ook tot goede dingen geleid. Niet alleen hebben wij intern de zaken snel op orde gebracht, maar ook bij koepel VFI heeft het geleid tot beleid en richtlijnen. Het was voor iedereen een echte wake up-call.”
Download hier het onderzoek ‘Geld geldt ook! Best practises en dilemma’s rondom duurzame financien van filantropische instellingen’
Volgende week: een verslag van het onderzoek naar de prestaties van vermogensbeheerders voor filantropische instellingen.
Governance & Finance