Gisteren werd voor de tiende keer De Transparant Prijs voor het beste jaarverslag uitgereikt. Wij feliciteren initiatiefnemer PwC met die mijlpaal en denken na over de toekomst van deze transparantie-stimulator. Zoals vertrouwen het kroonjuweel is in de relatie tussen goede doelenorganisatie en gevers, zo is het jaarverslag een gestold moment van transparantie in die relatie.
Maar hoe belangrijk is dat jaarverslag eigenlijk als ‘driver’ van vertrouwen? Je zou geneigd zijn te zeggen dat dit document in eerste instantie vooral een interne motivator is. Een goed jaarverslag, waaraan veel zorg is besteed, weerspiegelt een organisatie die van binnenuit de behoefte heeft transparant te zijn. Zo’n natuurlijk gevormde behoefte aan openheid is de zuurstof voor elke charitatieve organisatie die met publieksgeld haar doelstellingen wil realiseren.
Wij hebben er geen evidentie voor, maar de indruk bestaat dat het jaarverslag als extern vertrouwensinstrument vooral niet overschat moet worden. Veel invloedrijker voor de relatie met de gevers en stakeholders is dat organisaties ook werkelijk open zijn in wat zij doen. Elke dag weer. Aan de telefoon. Aan de deur. Via mailings. In antwoord op vragen van de pers. In reactie op onontkoombare mislukkingen en tegenslagen. En natuurlijk in het veld, ‘met de poten in de bagger’.
Dat maakt dat De Transparant Prijs voor ons mag evolueren naar een meer universele beoordeling op transparantie. En zo bezien zou het jaarverslag meer de belofte zijn, die een organisatie ook in de praktijk – 24/7 – moet waarmaken. Toetsing zou mede kunnen plaatsvinden aan de hand van ‘peer reviews’, een idee dat al eerder werd gelanceerd door o.a. Michael Rutgers (Longfonds) en Jan van Berkel (Leprastichting).
Intervisie als basis voor visie. En vertrouwen. Wat vindt u?
Governance & Finance