Het was (weer) interessant om verleden week de verkiezingen (midterms) in de US te volgen. Tenminste, als je geïnteresseerd bent in politiek, campagnes en maatschappelijke betrokkenheid van burgers. En tijd voor wat soul searching.
Even terug in de tijd. Twee jaar geleden ontstond in de US een nieuwe politieke werkelijkheid. De democraten die met hun hoog-over-idealen, identity politics en ideeën over verre buitenlanden goed scoorden bij urbane hoogopgeleiden, gingen kopje-onder bij de doorsnee-Amerikaan die zich niet in die thema’s herkende. Datzelfde gold overigens ook voor de klassieke republikeinen, met hun focus op big corporates en militaire interventies in exotische oorden. Ook zij liepen een flinke kras op de neus op.
De (klassieke) politiek van het midden heeft zich echter deels (!) herpakt - en is op zoek gegaan naar herstel van contact met de samenleving, op zoek naar wat mensen ècht belangrijk vinden. Ik las bijvoorbeeld over de Texaanse kandidaat Beto O’Rourke die volstrekt kansloos werd geacht voor een overwinning in zijn staat, maar die wel heel erg dichtbij kwam. Verklaring voor het relatieve succes? Hij bezocht het afgelopen jaar alle 254 kiesdistricten in zijn staat en ‘leerde’ wat mensen echt beweegt. Inderdaad, hij was in contact. Kennelijk is dat het recept.
Los zingen van de werkelijkheid (‘what makes people tick?’) kan grote gevolgen hebben – en herstel is lastig. En dan nu de hamvraag: wat heeft dit te maken met het maatschappelijk middenveld en Goede Doelen? Welnu, er zijn wel een aantal parallellen te trekken. In het nieuwste nummer van het vaktijdschrift Advancing Philanthropy (oktober 2018) is dat nog eens zichtbaar gemaakt. Terwijl een aanzienlijk deel van de Amerikanen in het heartland woont, gaat een extreem onevenredig deel van de filantropische investeringen naar de grote steden aan de oost- en westkust èn naar het buitenland. Objectief gezien is dat vreemd, als je bedenkt hoe een aanzienlijk deel van dat heartland erbij ligt. Er is in delen sprake van een sociale crisis, met armoede en tekortschietend onderwijs en gezondheidszorg. Om maar één van de droevige cijfers op te lepelen: de levensverwachting ligt in deze gebieden bijna twintig jaar lager (!) dan in de steden aan de kust. Auteur Susan Raymond stelt dan ook terecht de retorische vraag: wat is het verschil tussen een hongerige, arme en gehandicapte persoon in Nairobi versus een inwoner van Alabama in diezelfde situatie? Sustainable Development Goals zouden niet alleen over ver-weg moeten gaan. Raymond roept op om niet in die valkuil van Amerikaanse politici terecht te komen: problemen dichtbij huis negeren of ontkennen. Als dat wèl gebeurt leidt dat tot vervreemding van de samenleving met Goede Doelen. Tot scepsis, tot wantrouwen en verwijdering. Tot gebrek aan contact en (h)erkenning. Tot het gevoel dat filantropische organisaties, burgerinitiatieven bij uitstek, niet meer van ‘ons’ zijn – waarna een harde afrekening volgt. Een reëel risico.
Het is natuurlijk verleidelijk om te denken: ‘ach, dat is in Amerika, dat speelt hier niet.’ Maar is dat zo? Zijn organisaties als die van u en mij nog wel voldoende in contact? Weten wij genoeg wat er ècht speelt? Of bedenken wijzelf wat de idealen zijn - en zijn die wellicht ook hoog-over? Tijd voor soul-searching zou ik zeggen. Want Goede Doelen die niet merkbaar en zichtbaar van de samenleving zelf zijn, verliezen snel hun bestaansrecht. En dat is dan ook nog eens terecht…
Goede doelen