De salarisrel bij ontwikkelingsorganisatie SNV toont maar weer eens aan hoe belangrijk het is dat charitatieve fondsen een bevredigend antwoord gaan formuleren op de aanhoudende maatschappelijke vragen over vergoedingen van directeuren en medewerkers. Sinds de Hartstichting-casus van 2004 zijn er Codes gekomen, maar die lijken vooralsnog weinig indruk te maken. En dat verbaast mij niets. Zolang salarissen als keiharde kosten ten nadele van het goede doel worden gepercipieerd, zal geen plafond te laag zijn. Wat hier nodig is, is een sectorbrede paradigma-shift: vrijwel alles binnen de filantropie - van werving tot besteding tot verantwoording tot toezicht en communicatie - is ingericht op het eendimensionale input-output-denken. Het fonds zegt: u geeft 1 euro, wij trekken daar de kosten van onze directeur vanaf en kopen dan 1 ambulance. De gever zegt: als je minder salaris betaalt, had je 2 ambulances kunnen kopen. Ik zou zeggen: als u 1 euro geeft, investeren wij in een directeur die op termijn elke euro omzet in 2 ambulances en 1 arts en 1 monteur die structureel en aantoonbaar bijdragen aan verbetering van de gezondheidszorg. Dat heet: van input- naar outputdenken. En die transitie vraagt niet alleen geestelijke lenigheid, maar ook de ballen om te investeren in onderzoek en methoden die de impact van filantropie zo hard mogelijk kan maken. Dat is geenhuiswerk, maar een plicht die al veel te lang onvervuld is gebleven. De Hartstichting heeft haar morele plicht intussen vervuld: de vuurhaard voor de salarisdicussie is nu het startpunt voor onderzoek naar impact geworden. Wie volgen?
(Social) Impact