Twintig jaar Geven in Nederland: de diepere trends

Het is niet al goud wat er blinkt in twintig jaar geven aan het goede doel
Het is niet al goud wat er blinkt in twintig jaar geven aan het goede doel
20 april 2017
Nieuws | | Wetenschap & Onderzoek

Geven in Nederland 2017 markeert het twintigjarig jubileum van dit longitudinale onderzoek naar het geefgedrag van Nederlanders en de bronnen voor filantropie. In het boek is daarom een speciaal hoofdstuk gewijd aan de onderliggende trends. Met twee decennia aan empirische data laten de wetenschappers zien welke 'onderstromen' zich aftekenen in de Nederlandse filantropie. Een van de conclusies: hoewel Nederland nog altijd als zeer vrijgevig gekenmerkt kan worden, zijn er ook gegronde redenen voor zorgen.
 
De vrijgevigheid van Nederland, gemeten in het percentage van het bruto binnenlands product dat aan filantropie wordt besteed, is in de afgelopen twintig jaar duidelijk afgenomen. Na een stijging eind jaren negentig bereikte de vrijgevigheid in Nederland in 1999 een top van 0,96 procent van het bbp. In 2015 is dat gedaald naar 0,77 procent. Het deel van het besteedbaar inkomen dat huishoudens besteden aan giften is gedaald van 0,93 procent in 1999 naar 0,69 procent in 2015. 

 
Wat is de reden voor de afname?
Voor een deel kan de afname van het geefgedrag worden verklaard door veranderingen in de samenstelling van de Nederlandse bevolking. De ontkerkelijking is de belangrijkste trend. Kerkelijke Nederlanders geven meer dan onkerkelijke. Een tegenkracht die de gevolgen van de ontkerkelijking heeft verminderd is de toename van het opleidingsniveau. Hoger opgeleiden geven meer dan lager opgeleiden. De groep Nederlanders geboren vóór 1930 geeft meer dan degenen die later geboren zijn. Bovendien blijkt het geefgedrag van deze groep in de afgelopen twintig jaar sterk toegenomen te zijn. 

 
Minder prosociaal
Een belangrijke verklaring voor de afnemende giften onder huishoudens is dat Nederlanders steeds minder prosociaal zijn ingesteld. Het lijkt erop dat Nederlanders over het algemeen minder opofferingsgezind zijn, minder emotioneel betrokken zijn bij anderen die het minder hebben, zich minder verantwoordelijk voelen voor de samenleving en minder vertrouwen hebben in medeburgers.
 
Fondsenwerving minder effectief
Ook is fondsenwerving minder effectief geworden. Goede doelenorganisaties bereiken sinds 2001 een steeds kleiner deel van de huishoudens. Bovendien blijkt dat de geefbereidheid bij fondsenwervingsacties sterk is verminderd. De succesvolle nationale hulpactie voor slachtoffers van de tsunami in Zuidoost-Azië eind 2004 heeft in 2005 een eenmalige piek in de giften aan internationale hulp opgeleverd, maar blijkt geen blijvend effect gehad te hebben op het geefgedrag aan internationale hulp. 

 
Bezuinigingen leiden niet tot hogere giften
De recente bezuinigingen op subsidies aan culturele instellingen en internationale hulporganisaties hebben vooralsnog niet gezorgd voor hogere giften. Bijzonder is wel dat terwijl de populariteit van het geven van geld en goederen aan goede doelenorganisaties onder Nederlandse huishoudens is afgenomen, de waarde van de giften per huishouden toeneemt.
 
Waar gaven we aan?
Huishoudens geven het vaakst geld aan gezondheid (66 procent), op afstand gevolgd door internationale hulp (41 procent) en maatschappelijke en sociale doelen (32 procent). Minder dan een derde van de huishoudens (28 procent) geeft aan kerk en levensbeschouwing, maar dit doel ontvangt wel de hoogste bedragen. Voor giften in goederen zijn maatschappelijke en sociale doelen het populairst (18 procent), gevolgd door internationale hulporganisaties (12 procent). Nederlanders geven vooral kleren en schoenen. Kleding doneren in de container heeft de huis-aan-huiscollecte ingehaald als de meest gebruikte manier om te geven. Nieuwe vormen van geven, zoals per sms en via internet, zijn nauwelijks populairder geworden in de afgelopen jaren. 

 
Verschillen in geefgedrag hangen samen met sociaaleconomische kenmerken zoals de leeftijd (ouderen geven meer), het opleidingsniveau (hoger opgeleiden geven meer), het inkomen en de vermogenspositie (hoe meer financieel vermogen, hoe hoger het geefgedrag) en religie (kerkelijke Nederlanders, en met name protestanten, geven meer). Het geefgedrag van huishoudens neemt toe met altruïstische waarden en de frequentie waarmee huishoudens worden benaderd om giften te doen. 

 
Vertrouwen neemt verder af
Het algemene vertrouwen in goede doelenorganisaties neemt verder af, ondanks de inspanningen in de filantropische sector voor een transparantere organisatiecultuur en het duidelijker meten van uitkomsten. Wel zegt een meerderheid van de Nederlanders dat goede doelen een belangrijke functie vervullen in de maatschappij. 

 
Giftenaftrek
Er is grote onbekendheid met de regels voor het aftrekken van periodieke giften en het aftrekken van giften aan culturele instellingen. Van de Nederlanders die giften aftrekken van de inkomstenbelasting, een groep die gemiddeld veel geeft, zeggen drie op de tien minder te gaan geven als er geen giftenaftrek zou zijn. 

 
 ►Wilt u het volledige onderzoek, alle tabellen, grafieken en analyses lezen, bestel dan hier het boek Geven in Nederland.