DDB-Expert Pieter Stemerding sprak met filantropie-expert Deny de Jong over het keurslijf van de filantropiesector: Onder het mom van ‘professionaliseren’, moeten aanvragers enorme vragenlijsten en theory of change modellen invullen.
Er is brede consensus over de cruciale betekenis voor en bijdrage van de filantropie aan maatschappelijke vraagstukken. In de afgelopen decennia heeft de filantropie sector een wezenlijke ontwikkeling doorgemaakt. De sector is gegroeid, geprofessionaliseerd en haar rol is steeds verder geïnstitutionaliseerd.
Steeds vaker hoor ik echter dat de filantropie sector “wordt dichtgetimmerd”. Financiers zijn in toenemende mate gericht op het verkleinen van de risico’s bij maatschappelijke organisaties en initiatieven. Onder het mom van ‘professionaliseren’, moeten aanvragers enorme vragenlijsten en theory of change modellen invullen. Dit keurslijf remt innovatie, creativiteit en reduceert de uiteindelijke impact van de sector.
Laatst spraken Deny de Jong en ik over deze ontwikkelingen. Deny is al ruim twintig jaar betrokken bij de sector in de rol van adviseur van goede doelen, fondsenwerver en bestuurslid van o.a. Milieudefensie. Vanwege Deny’s brede kennis en ervaring in de sector vroeg ik hem voor DDB zijn reflecties op trends, innovaties en uitdagingen voor de filantropie sector te delen:
Deny de Jong: Verantwoording, transparantie, impact en resultaat krijgen steeds meer aandacht in de filantropie. Het goede doen is niet genoeg; het gaat erom wat je bereikt. Maar ik zie een tweedeling in de filantropie. Er zijn organisaties die dit laatste doorzien en erop sturen. Maar er zijn ook organisaties die zich vooral richten op keihard werken voor de doelgroep vanuit soms grenzeloze betrokkenheid. Tegelijk hebben zij soms weinig aandacht voor de interne zaken, zoals goed bestuur, verantwoording en nadenken over strategie. En de organisatie zelf mag niks kosten want het geld moet naar de doelgroep. Dat is korte termijn denken, het breekt je op de lange termijn op.
En waar brengt dat ons eind 2021?
Door Corona hebben sommige organisaties in de filantropie het heel moeilijk en zijn er veel zorgen over financiering. Tegelijk is het voor kleinere organisaties moeilijk om de eigen impact te meten. Hoe doe je dit? Maar de druk om je bestaansrecht te bewijzen groeit: vanuit publiek, overheid, fondsen en donateurs.
Welke echte vernieuwing en innovatie zie jij in de sector?
Er zijn best veel pionierende organisaties die hun waarde bewijzen en willen groeien, maar er niet tussen komen bij overheidsfinanciering of investeerders. Ik zie in het sociale en welzijns domein veel goede voorbeelden van vernieuwende initiatieven die het uiterst moeilijk hebben om duurzaam verder te komen. Eigenlijk vormen die organisaties de kraamkamer van de innovatie, de R&D van de sociale samenleving. Maar ze worden zo niet gezien of zijn niet groot genoeg en daardoor raken die pioniers vaak moedeloos en uitgeblust. Het is niet voor niets dat een vermogensfonds bijvoorbeeld veerkracht sessies financiert voor sociale pioniers. Zij verdienen meer steun. Daarnaast is er een enorme energie en passie bij jonge sociaal ondernemers die zich steeds vaker impact ondernemer noemen. Zij zoeken de verbinding met reguliere bedrijven die ook maatschappelijke impact willen maken. Daar liggen kansen voor de filantropie.
Waar zitten wat jou betreft de uitdagingen voor de sector?
Er zijn veel uitdagingen: voor organisaties om intern de zaken op orde te hebben, na te denken over strategie en lange termijn, open communicatie en dialoog met de stakeholders. Ook moeten zij goede toezichthouders aantrekken die snappen waar het over gaat. Maar ik zie ook uitdagingen bij bijvoorbeeld de overheid en vermogensfondsen, die minder ambtelijk en meer proactief zouden kunnen opereren.
Je hebt enige tijd geleden het Funding+ initiatief opgezet met Suzanne van der Kooij. Wat was het doel van jullie initiatief? Wat wilden jullie toevoegen?
Wij kwamen er door onze eigen ervaring met organisaties en fondsen achter dat er een mismatch was tussen vraag en aanbod. De werkwijze van fondsen door vaak alleen projectmatige steun te verlenen, leidt tot uitholling van organisaties. En daardoor is er nooit geld om je eigen organisatie op te bouwen en te versterken. Veel mensen herkenden zich in dat beeld. En medewerkers van fondsen en organisaties vonden dit zorgelijk. Maar hoe kan het dan anders?, werd de vraag. Daarop hebben wij een begrip uit het Verenigd Koninkrijk geïmporteerd; Funding Plus: organisaties op langere termijn financieren en hulp en advies bij organisatieversterking bieden. Daarmee kwam er een alternatief op de bestuurstafel: een term, een definitie en een aanpak die sommige fondsen in Nederland overigens al in praktijk brachten zoals Adessium, waar jij directeur was.
En waar liepen jullie tegenaan en hoe werd dat door de sector opgepakt?
De fondsenwereld is vrij en onafhankelijk. Dat geeft grote voordelen. Fondsen kunnen risico’s nemen, kunnen innovatie steunen en nieuwe wegen inslaan. Maar de andere kant van die vrijheid is dat er weinig externe invloeden zijn waardoor ze hun beleid of procedures moeten veranderen. Veel fondsen toonden interesse in Funding Plus als alternatief voor de zgn. projectencarrousel. Maar voor de invoering van Funding Plus beleid bestaat geen simpel recept. Dat is een zoektocht en een goede selectie van organisaties. Ik constateer dus wel een verandering bij fondsen. Ze zoeken meer aansluiting bij de keten van maatschappelijke actoren en stimuleren vaker het versterken van de veerkracht van organisaties.
Een van de pijlers van jullie initiatief is het belang van investeren in organisaties. Dat lijkt te botsen met de aanname dat er niet aan de strijkstok mag blijven hangen. Wat is jouw reactie daarop?
Professionele filantropie kost geld. Dat geldt ook voor een goed ziekenhuis, een welzijnsinstelling die ouderen uit de eenzaamheid helpt of een school. Maar waarom moet een goede doelen organisatie dan alles altijd voor niets doen? En waarom zou je impact groter zijn als al het donatiegeld alleen aan de doelgroep wordt besteed en niet ook aan het versterken van je organisatie? Die hele strijkstokdiscussie leidt tot angst voor afwijzing door het publiek vanwege het feit dat goed doen mensenwerk is en geld kost. Dit leidt uiteindelijk tot verarming van organisaties. Daardoor is er nooit geld voor goede opleidingen of om goed gekwalificeerde mensen aan te trekken. Daarom klagen organisaties bijvoorbeeld soms dat de aanvraag voor de CBF-erkenning te duur is, terwijl zij daarmee juist hun betrouwbaarheid kunnen aantonen en nieuwe donateurs kunnen binnenhalen. Eigenlijk zou je niet trots moeten zijn als je geen aandacht of geld besteed aan de overhead van je eigen organisatie, omdat je dan je eigen organisatie verwaarloost en alleen op korte termijn opereert.
►Meer bijdragen lezen van DDB Expert Filantropiestrategie Pieter Stemerding? Klik hier.
Filantropiestrategie