In het beleggingsstatuut komt alles te staan wat belangrijk is voor het beleggen van het vaak aanzienlijke vermogen van een stichting of vereniging. Zie van zo’n berg aan informatie maar eens een werkbaar document te maken. Als bestuurders er zonder ruggespraak met professionals mee aan de slag gaan, gaat dat wel eens mis, merken Everwijn en Peijnenburg van Theodoor Gilissen in de praktijk. ‘Soms gaan zij zelf klussen, halen hier en daar informatie vandaan. Het resultaat wil nog wel eens volstrekt onuitvoerbaar zijn’, aldus Peijnenburg.
Zo kunnen in het statuut onrealistische verwachtingen terechtkomen. Bijvoorbeeld dat risicomijdend belegd moet worden tegen een jaarlijks rendement van 8 procent, zeer onwaarschijnlijk in de huidige markt. Het is volgens de beheerders handiger om een rendementsdoelstelling te laten meebewegen met de marktomstandigheden, bijvoorbeeld door die te koppelen aan een bepaalde rentemaatstaf. Een ander voorbeeld van een vaak onhaalbare eis is dat beslist geen valutarisico mag worden gelopen. Everwijn: ‘Maar daaraan ontkom je meestal niet als je wereldwijd belegt, zelfs als je je beperkt tot beleggingen in euro’s.
Stel dat je bijvoorbeeld Unilever in portefeuille hebt. Omdat het bedrijf een aanzienlijk deel van zijn omzet behaalt in de emerging markets, houd je een zeker valutarisico.’

Ook de formulering van duurzaamheidsdoelstellingen, voor veel stichtingen en verenigingen een belangrijk onderdeel van de beleggingsstrategie, wil nog wel eens lastig zijn. Neem de uitsluiting van kinderarbeid. ‘Nuances zijn dan nodig’, zegt Peijnenburg. ‘In derdewereldlanden is het vaak belangrijk dat kinderen meewerken. Uitbuiting sluiten we natuurlijk altijd uit. Maar als werk verbonden is aan een goede opleiding, draagt dat toch bij aan de ontwikkeling van het kind. Wij zijn wel eens geneigd om te veel door een westerse bril te kijken.’ Duurzaam beleggen is een nobel streven, vult Everwijn aan. ‘Maar soms worden zoveel beperkingen opgelegd dat je nauwelijks meer op een verantwoorde manier kunt beleggen. Je moet op zoek gaan naar de balans.’
Meest praktisch is om dat in overleg met professionals te doen. Theodoor Gilissen stelt een format voor een beleggingsstatuut beschikbaar, daarmee kan een secretaris of penningmeester zelf aan de slag. ‘Maar laat de aanpassingen aan ons zien voordat je het document aan bestuur en leden voorlegt’, adviseert Everwijn. Als iedereen zijn zegje al heeft gedaan en het stuk dán pas wordt teruggekoppeld, kan dat de uitvoerbaarheid in de weg zitten.