Eind augustus publiceerde The New Yorker het artikel ‘Gospels of Giving for the New Gilded Age’. In dit artikel vraagt auteur Elizabeth Kolbert zich af of moderne filantropen problemen oplossen of juist grotere ongelijkheid creëren. Kolbert laat zien dat filantropie steeds vaker overheidsbeleid beïnvloed, hetzij door het financieren van lobbygroepen of door het simpelweg financieren van iets wat door de overheid niet gedaan wordt. Wie betaalt, bepaalt is in de Verenigde Staten inmiddels realiteit. Diegenen die er het best in slagen rijke donoren te vinden, hebben de sleutel tot de macht in handen. Is dit een voorbode wat ons in Nederland te wachten staat?
Elizabeth Kolbert grijpt in haar artikel terug op ‘The Gospel of Wealth’, een in 1889 geschreven essay door Andrew Carnegie, een van de rijkste Amerikanen ooit. In zijn essay breekt Carnegie de lans voor een nieuwe vorm van filantropie. Niet geven om het geven, maar geven om de algehele toestand van mensen te verbeteren. Carnegie zag het als taak voor de rijken om de maatschappij verder te helpen. Deze boodschap werd niet door iedereen positief ontvangen. Eerwaarde Hugh Price Hughes noemde de ‘Gospel’ een sociaal wangedrocht en een ernstig politiek gevaar. Ook professor William Jewett Tucker was kritisch. In The Gospel zag hij een pleidooi voor patronage dat zou leiden tot een hopeloze sociale situatie. Carnegie liet zich door deze kritiek niet stoppen en verbond zijn naam én vermogen aan Carnegie Hall, the Carnegie Foundation, the Carnegie Endowment for International Peace, the Carnegie Institute of Technology (nu onderdeel vanCarnegie Mellon University), en meer dan 2.500 locale bibliotheken. Zijn nazaten financierden Rockefeller Foundation, the Russell Sage Foundation, the Field Museum, en de University of Chicago.
Tegelijkertijd was Carnegie een ondernemer. Hij kreeg zijn vermogen uit de staalindustrie. Drie jaar na het schrijven van The Gospel of Wealth ontbond hij in een van zijn grootste fabrieken de vakbond en kortte zijn medewerkers flink op hun salaris. Waren ze het er niet mee eens, dan konden ze vertrekken, opstanden werd hardhandig onderdrukt. Was dit de Carnegie die zijn vermogen wil gebruiken om de wereld beter te maken?
Spotprent uit 1892
De nieuwe gouden tijd voor filantropie is aangebroken en dat heeft onder meer geleid tot een frisse blik op Carnegie’s Gospel of Wealth. Zo schreef Darren Walker, President van Ford Foundation ‘Toward a New Gospel of Wealth’, waarin hij stelt dat filantropie kritisch bekeken moet worden en dat het handelen van de bevoorrechten continu onder de loep genomen moet worden. De praktijk is echter weerbarstiger en laat zien dat er nauwelijks controle is op de herkomst van het vermogen én het handelen van de allerrijksten.
Onderwijs en cultuur zijn in de Verenigde Staten inmiddels al vrijwel volledig in handen van private financiers. De overheid heeft zichzelf bewust buitenspel gezet door de markt zijn gang te laten gaan en zich verder terug te trekken. Maar wie controleert deze rijken? Niemand. De allerrijksten hebben het voor het zeggen en hun stichtingen bepalen hoe de toekomst eruit komt te zien.
Is dit een ver van ons bed show? Zeer zeker niet. Ook in Nederland neemt het particuliere belang in de cultuursector toe. Het aantal miljonairs is op het hoogste niveau ooit en de rol van private fondsen als aanjager van nieuwe culturele initiatieven groeit. Des te belangrijk is het dat juist nu een open gesprek gevoerd wordt tussen overheden, private financiers en private fondsen: wie dient welke belangen en hoe kan er gezamenlijk voor worden gezorgd dat de cultuursector voor een divers(er) Nederlands publiek toegankelijk blijft? En dat niet alleen diegenen die een machtige achterban hebben, kunnen overleven. Door hier nu afspraken over te maken en te onderzoeken op welke gebieden verschillende financiers elkaar kunnen aanvullen of versterken, kan een gezonde verhouding tussen publiek en privaat gewaarborgd worden.
Cultuur