Ze dreigen te verdwijnen achter de stapels onderzoeksresultaten, beleidsstukken en impactnotities: de mensen voor wie al die mooie projecten bedoeld zijn. Schrijver en bestuurslid Dick Wittenberg van de stichting Oud in Afrika schreef drie portretten van Ethiopische ouderen die een maandelijkse uitkering krijgen van nog geen drie euro. Deze week: Nurita Feysia.
Nurita Feysia weet nog dat haar moeder met haar op de rug het bos in vluchtte toen de Italiaanse soldaten het dorp binnenvielen. In het struikgewas verscholen mocht ze onder geen beding huilen. Haar moeders hand sloot als een bankschroef om haar mond.
Dat was in 1936. Italië bezette een deel van Abessinië, zoals Ethiopië indertijd heette. Tot het land in 1941 tijdens de Tweede Wereldoorlog door Britse troepen werd bevrijd.
Nutita gaat al heel lang mee, ze denkt wel bijna negentig jaar. Tergend traag beweegt ze voort, terwijl ze steunt op haar stok. Ze oogt kwetsbaar, maar ze kijkt helder uit haar ogen. En ze heeft nog al haar tanden. Dat is hier in Ethiopië ongekend. ‘Ik kan zelfs nog noten eten’, zegt ze trots. ‘Een goedmakertje voor alle ellende die ik heb meegemaakt.’
Al die doden op haar levenspad. Dat is het nadeel van een goed geheugen, zegt ze: ‘Je herinnert je ook de vele mensen die je zijn ontvallen.’ Ze was nog geen tien toen haar moeder overleed. Voor haar dertigste was ze weduwe. Van haar zes kinderen leven er nog vier.
Ze prijst zich gelukkig dat haar oudste zoon zich al jaren over haar ontfermt. Dat doet hij samen met zijn vrouw en hun drie volwassen kinderen die nog thuis wonen. De zeven andere kinderen vertrokken naar de stad.
De achterblijvers zorgen goed voor haar. Ze halen ‘s ochtends water bij de bron. Ze verzamelen brandhout, zodat ze ook in het regenseizoen geen kou lijdt. Ze wassen haar elke dag. Eén keer per jaar, meestal met kerstmis, krijgt ze een nieuwe jurk.
Nee, ze mag niet klagen. Haar zoon zou een hekel aan haar kunnen krijgen. Daarom lacht ze voortdurend zonder reden. Tegen de verdrukking in.
Haar zoon, zijn vrouw en hun drie volwassen kinderen hebben het al zwaar genoeg. Ze wonen hier in het plattelandsdorp Addo, in zo’n huis van hout, leem en stro, dat met vette modder tegen een groen heuvel lijkt te zijn geplakt. De grond is hier vruchtbaar genoeg voor een rijke oogst. Als hun os maar niet was gestolen. Hoe ploegen ze nu hun land?
Haar zoon verhuurt zich als dagloner, maar loopt zelf ook al tegen de zeventig. Zijn vrouw heeft een handeltje in brandhout op de markt. De drie volwassen kinderen doen elke klus die in natura wordt betaald. Al het verdiende voedsel delen ze met hun oma.
Nurita is één van de 2.350 armlastige ouderen die een maandelijkse uitkering van nog geen drie euro krijgen, betaald de Nederlandse stichting Oud in Afrika. Dat is 140 birr in de plaatselijke munt. Om een idee te krijgen van wat dat bedrag ter plaatse betekent: het minimumdagloon in Ethiopië is 70 birr, 1,40 euro. Een gewone politieagent verdient 2.000 birr per maand, zo’n veertig euro. Een maandelijkse uitkering van 140 birr is minimaal maar van belang. Vraag maar aan Nurita. ‘De maandelijkse zekerheid van een paar dagen eten. De luxe dat ik ook iets bij te dragen heb.’
>Lees ook uit deze serie: Oud in Afrika #1: Engude Dafa en Oud in Afrika #2: Beshatu Shagulie
Goede doelen