Over de onderwerpen die ik in mijn opiniestuk in NRC en in het interview heb aangekaart en over de uiteenlopende reacties, valt nog heel wat te zeggen. Maar ik zal me in deze toelichting beperken tot de afhankelijkheid van het CBF. Daarnaast deel ik graag mijn ideeën om tot ontvlechting te komen van enerzijds het fondsenwervingsbelang en anderzijds het donateursbelang van het CBF.
In antwoord op de open brief van Adri Kemps en in antwoord op het commentaar van Edwin Venema in FM van 8 mei, waarin beiden staande houden dat het CBF niet afhankelijk zou zijn, het volgende. De Raad van Accreditatie stelt als eis dat er stakeholders betrokken moeten zijn bij een keurmerkverstrekkende organisatie. Dit lijkt mij volkomen in strijd met het principe van de Raad, van waaruit zij toezicht zegt te houden op de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van organisaties die geaccrediteerd zijn. Het bestuur van het CBF heeft de eindverantwoordelijkheid over het beleid van de organisatie en in die zin ben ik van mening dat het belangrijk is dat de bestuursleden van het CBF volkomen onpartijdig zijn. Met het feit dat in het College van Deskundigen van het CBF twee leden op voordracht van de VFI zitting hebben, kan ik wel leven. Zij hebben tenslotte geen enkele beslissingsbevoegdheid.
Daarnaast wil ik wijzen op mijn tweede argument. Het feit dat het CBF in 2006 aan personeelskosten 1.1 miljoen euro heeft uitgegeven, waarvan 825 duizend euro (+ 46 duizend van collectenplaninstellingen) afkomstig is van de organisaties waarop het CBF toezicht houdt, schept een directe financiële afhankelijkheid. Daarmee is immers het grootste deel van de mensen die bij het CBF op de loonlijst staan voor hun broodwinning afhankelijk van de keurmerkhouders. In die zin is het logisch dat het CBF er alle belang bij heeft dat er zoveel mogelijk (betalende) keurmerkhouders zijn. Hierdoor komt objectieve toetsing op het naleven van de keurmerkcriteria extra in het geding. Als het CBF streng zou sanctioneren bij overtredingen van de reglementen door bijv. het keurmerk in te trekken, dan kan het voortbestaan van het CBF t.o.v. zijn belangrijkste financiers in gevaar komen. De betrouwbaarheid van regels, en dus van een keurmerk dat op die regels is gebaseerd, valt of staat bij de sancties die bij het niet nakomen van die regels moeten worden opgelegd. Anders is een keurmerk gebakken lucht.
Ik wil trachten mijn kritiek concreter te maken door een gift te vergelijken met een aankoop van een product. Ik heb een wasmachine nodig. De winkelier zegt dat de wasmachines betrouwbaar zijn omdat zijn winkel een keurmerk bezit. Ik koop daarom bij hem. Ik ben niet tevreden over de wasmachine en meld me bij de keurmerkverstrekker. Daar ontdek ik dat alleen de winkelier is gecontroleerd en niet zijn producten. Dus de wasmachine is helemaal niet getoetst op kwaliteit, energiezuinigheid etc. Ik ben misleid en stap naar de consumentenbond. Maar wat blijkt? De consumentenbond heeft het keurmerk verstrekt aan de winkelier en heeft betaald gekregen om de winkelier te controleren. Dus de consumentenbond behartigt zgn. zowel de belangen van de winkelier als mijn belangen. Maar ik heb er niet voor betaald en de winkelier wel. Welk belang zal de consumentenbond voorrang geven?
Daarnaast wil ik hier ook nog benadrukken dat ik verschillende malen intensief overleg met het CBF heb gevoerd en dat ik op allerlei manieren heb geprobeerd om tot een meer constructieve samenwerking te komen. Helaas is dat niet gelukt.
Toen het NRC mij vroeg om een opinie over controle op goede doelen te schrijven, vond ik de tijd rijp om de discussie breder te trekken. Ik heb daarbij mijn best gedaan om genuanceerd te zijn en zeker niet alleen het CBF aan te pakken. Maar wat doet de sector? Slechts één reactie van het CBF, waarbij wordt gekozen voor een tegenaanval en niet voor een open dialoog waarbij andere zeer belangrijke aspecten uit het artikel, zoals de controle op bestedingen, worden meegenomen. De VFI, haar leden en andere keurmerkhouders hullen zich in een diep stilzwijgen. Terwijl er een serieuze negatieve beeldvorming over goede doelen boven de sector hangt, wacht men rustig af tot de storm, die weleens een orkaan zou kunnen worden, is gaan liggen. Onbegrijpelijk. Het lijkt erop alsof het CBF de woordvoerder van heel fondsenwervend Nederland is geworden. Angst voor imagoschade is een slechte raadgever. Er is veel werk aan de winkel om de onderbuikgevoelens, die veelvuldig bij het publiek leven, een andere richting op te sturen.
Graag doe ik hier een paar suggesties tot meer duidelijkheid over de ontkoppeling van taken:
1. De VFI en de ISF gaan zich puur richten op fondsenwervingsbelangen. Aangezien een keurmerk een instrument is voor fondsenwerving, past het bij hun taak om, indien gewenst, keurmerken te verstrekken die door een externe partij worden getoetst. Ook bepalen zij zelf wie wanneer mag collecteren. Daarnaast houden zij zich bezig met onderzoek naar publieksvertrouwen en opleidingen voor fondsenwervers, marktonderzoeken etc. Zij kunnen daarbij prima samenwerken met de leerstoel Filantropie, die onderzoek doet naar hoe, wat, waaraan, waarom het nederlandse publiek geeft aan goede doelen.
2. Het CBF wordt CBD (Centraal Bureau Donateursbelangen), die ervoor zorgt dat het volledig onafhankelijk van nr. 1 kan opereren. Het CBD richt zich puur op donateursbelangen. Noch in het bestuur, noch in andere organen, zitten mensen die belang hebben bij fondsenwervende activiteiten. In het belang van de donateur toetst het CBD de keurmerkverstrekker, zodat de donateur met recht kan vertrouwen op het keurmerk. Ook controleert het CBD of de verdeling van de collectes wel op juiste wijze gebeurt en of de wet economische mededinging niet in gevaar komt. Tevens zet het CBD een meldpunt op waar klachten van donateurs kunnen worden behandeld. Daarnaast functioneert het CBD als vraagbaak t.b.v. objectieve voorlichting aan het publiek. Daarvoor organiseert het CBD informatiebijeenkomsten voor serviceclubs, notarissen, overheidsinstellingen, scholen en universiteiten, het bedrijfsleven, nieuwe rijken, journalisten etc. Een informatieve website, educatieve televisie, een overzichtelijk boekje met feiten die goed zijn om te weten voor je iets geeft aan een goed doel. Allemaal heel hard nodig lijkt me. En wie financiert dit alles? Het moet mogelijk zijn om financiering te krijgen van het ministerie van Economische Zaken. Tenslotte is er een overheidsbelang bij donateursvertrouwen. En wellicht zijn er ook major-donors, zoals (niet-hybride) vermogensfondsen, bereid om dergelijk initiatief mee te financieren. En de dienstverlenende activiteiten zoals het geven van lezingen en uitgeven van educatief materiaal kunnen in rekening worden gebracht bij de afnemers. Op deze manier kan het nieuwe CBD nog gebruik maken van de expertise van het huidige CBF betreft de toetsing van de keurmerken. Dus niemand hoeft bang te zijn dat zijn/haar baan op de tocht komt te staan.
Dit alles is een poging om elke schijn van belangenverstrengeling uit de huidige onduidelijke doelstelling en activiteiten van het CBF te halen. Dan kunnen zowel de VFI / ISF en het "nieuwe" CBD zich met open vizier presenteren aan het publiek.
Ik hoop dat ik hiermee duidelijk heb kunnen maken dat het geenszins mijn bedoeling is om met modder te gooien, maar dat ik een aanzet wil geven om tot een "schone en duurzame" goede doelensector te komen.
Irene Mol
pequeno@wxs.nl
076 - 5309445