Ondernemend

Wat meesmuilend wordt in de wereld van de gevestigde goede doelen soms neergekeken op de zogenaamde doe-het-zelvers.
Wat meesmuilend wordt in de wereld van de gevestigde goede doelen soms neergekeken op de zogenaamde doe-het-zelvers.
5 juni 2008

Wat meesmuilend wordt in de wereld van de gevestigde goede doelen soms neergekeken op de zogenaamde doe-het-zelvers. Het is natuurlijk allemaal wel leuk, die schooltjes en ziekenhuisjes, maar eigenlijk is het versnippering en daarmee verspilling van geld. "Geef het maar aan ons, dan weten wij er beter raad mee", is de vaak onuitgesproken gedachte.

Sommige organisaties pakken die handschoen op en ontwikkelen een beleid voor doe-het-zelvers, waarin het beste van twee werelden bij elkaar komt. Concrete en tastbare resultaten, direct te relateren aan de investering van de gever, maar toch binnen een groter kader dat onnodige inefficiëntie en ineffectiviteit vermindert.

Ook in de culturele wereld begint deze gedachte op een aantal plekken post te vatten. In het recent verschenen boek ‘De nieuwe mecenas' (R. Steenbergen) ontstaat een beeld van wat de hedendaagse grootgever aan cultuur drijft. Niet in de eerste plaats altruïsme, maar een ‘voor wat-hoort wat'. De nieuwe gevers zijn zichtbaar en ze zijn actief betrokken bij wat er met hun gift gebeurt. Ze vertalen hun kunstminnendheid in een bijdrage - in geld - maar steeds vaker ook in natura. Daartoe behoort ook hun eigen inzet in tijd en moeite om voor een kunstinstelling op pad te gaan.

Het zou er in de relatie van kunstorganisaties met dit nieuwe type ‘major donors' dus niet in de eerste plaats om moeten gaan hen het geld uit de zak te troggelen, maar veeleer om het zoeken van de match tussen behoeften. Behoeften om bij te dragen, om te realiseren, om daadwerkelijk resultaten te boeken.

Veel kunstinstellingen zijn daar nog niet aan toe. Zij staan traditioneel met het handje klaar om na het in ontvangst nemen van de subsidie gewoon weer hun eigen gang te gaan. Gek eigenlijk, want met die behoeftematch is er niets nieuws onder de zon. Het is het basisprincipe van commercieel handelen: ervoor zorgen dat dat wat jij aanbiedt voorziet in de behoefte van de klant.

In de culturele sector is in dat verband het cultureel ondernemen nieuw leven ingeblazen door de commissie Cultuurprofijt onder leiding van oud directeur van het Concertgebouw, Martijn Sanders. In combinatie met overheidssubsidies wordt het voor cultuurorganisaties verplicht ook een deel van de eigen broek te kunnen ophouden door ondernemend te werk te gaan. Een van de instrumenten die daarbij kan worden gehanteerd, is het verstrekken van laagrentende leningen aan cultuurorganisaties, die daarmee kunnen investeren in hun ontwikkeling. Dat geld wordt bijeengebracht door onder meer het bedrijfsleven, maar ook door particulier mecenaat. Niet alleen openen zich daardoor nieuwe kansen voor beide partijen, maar ook krijgen kunstorganisaties daardoor meer body en staan ze steviger in hun schoenen. Aan de slappe en zielige afhankelijkheid komt een einde. Misschien is een dergelijk initiatief ook een goed idee voor de filantropische sector?