Steun voor fondsenwervers vanuit de boardroom van hun organisatie is van groot belang voor succesvolle werving. In de rubriek Uit de Bestuurskamer interviewen we daarom voorzitters van besturen en raden van toezicht over hun inzet voor de fundraising van hun goede doel. Deze aflevering: Marry de Gaay Fortman, voorzitter van de raad van toezicht van ITA, Internationaal Theater Amsterdam, en Maurits Musch, hoofd Development van ITA.
Reageren? Mail ons, of reageer via Twitter, Facebook of Linkedin.
Ook een bijdrage schrijven voor De Dikke Blauwe? Klik dan hier.
Ze werkten al samen bij Toneelgroep Amsterdam (TA), recent gefuseerd met de Stadsschouwburg Amsterdam waarvan het de hoofdbespeler is. Marry de Gaay Fortman, advocaat bij Houthoff, was voorzitter van de raad van toezicht van het bekende theatergezelschap onder leiding van regisseur Ivo van Hove. Maurits Musch was er hoofd Develop- ment. Na de fusie per 1 januari 2018 tot ITA, Internationaal Theater Amsterdam, vervullen zij ieder dezelfde functie bij de gefuseerde organisatie.
Waarom is gekozen voor een fusie tussen de vaste bespeler en het podium/gebouw?
Marry de Gaay Fortman: ‘De belangrijkste reden is: elkaar versterken op inhoud. Het belangrijkste theaterpodium en het grootste theatergezelschap van Amsterdam waren natuurlijk al sterk aan elkaar verbonden. TA-producties besloegen al zo’n dertig procent van het programma in de Schouw- burg. Nu vertellen we samen één verhaal en spreken met één geluid: ITA en ITA-ensemble. Dat is duidelijker voor het publiek en ook effectiever voor de fondsenwerving.’
Merken jullie dat inderdaad aan de resultaten van de fondsenwerving?
Maurits Musch: ‘Mensen kiezen heel bewust. Hun geefmotieven zijn natuurlijk niet veranderd. Er zijn echte Toneelgroep Amsterdam-fans die alle voorstellingen van het ensemble bezoeken, die steunen specifiek het gezelschap. De Stadsschouwburg programmeert ook andere gezelschappen en hedendaagse dans. De donateurs daarvan kiezen meer voor de locatie en de -internationale - programmering van theater en dans die verder reikt dan de voorstellingen van het ensemble. Het eerste jaar, vorig jaar, hebben we beide geefkringen daarom naast elkaar laten draaien. Dit jaar hebben we ze onder één paraplu gebracht en zijn we zo geleidelijk aan het integreren.’
Marry de Gaay Fortman: ‘Al bij TA nodigde ik het hoofd development uit om verslag te komen uitbrengen aan de RvT over de fondsenwerving, dat gebeurt nu ook. Fundraising moet op directie- en bestuursniveau een issue zijn, het is cruciaal dat er breed draagvlak is en goede afstemming.’
Zijn er verschillen in de aanpak en omvang van de fondsenwerving voor gezelschap en gebouw?
Maurits Musch: ‘De schouwburg is wat eerder gestart met structurele werving, het Othello Genootschap van grotere gevers bestaat volgend jaar tien jaar. Later is er ook De Nieuwe Kring bijgekomen die nu meer dan vijf jaar actief is. Donateurs geven vanaf 1000 euro, bij het Othello Genootschap vanaf 3000 euro. Toneelgroep Amsterdam is zeven jaar terug serieus gestart met fondsen werven. Door de fusie is het complete aanbod voor alle donateurs breder en toegankelijker geworden.’
Sinds de fusie hebben jullie drie nieuwe geefkringen: De ITA-Donateurs vanaf duizend euro, de ITA-Compagnons vanaf vijfduizend euro en de Particuliere Producent vanaf tienduizend. Hoe lopen die?
Maurits Musch: ‘De donateurs zijn major donors. We hebben ook een vriendenkring, waarvan het lidmaatschap vanaf 75 euro per jaar is. Naast een aantal duizenden vrienden zijn er ruim 150 major donors bestaande uit leden van het Othello Genootschap, Mecenassen, Compagnons en Particulier Producenten. Ze krijgen enkele vrijkaarten per seizoen, mogen een repetitie bijwonen en krijgen tijdens een besloten soirée informatie van de directie over het seizoensprogramma. Naarmate de bijdrage substantiëler is, komt daar een diner met de directie bij en steeds meer individuele betrokkenheid. Producenten kunnen een voorstelling naar keuze direct steunen en de wording daarvan stapsgewijs achter de schermen volgen. De theatersector loopt door een latere start qua fundraising trouwens wat achter op musea en klassieke muziekpodia. De A-merken onder hen hebben meer major donors voor hogere bedragen.’
Marry de Gaay Fortman: ‘Mecenassen zijn niet alleen belangrijk vanwege hun financiële bijdrage, ze zijn ook een goed klankbord. Ze delen graag hun ervaringen over voorstellingen en voelen zich zeer betrokken bij het ensemble en het gebouw.’
Hoe staat het met de bedrijfssponsoring bij ITA?
Maurits Musch: ‘De nieuwe Rabozaal, die tien jaar geleden in gebruik is genomen, is mede tot stand gekomen door Rabobank Amsterdam. Sindsdien is de bank actief als sponsor, zowel van Stadsschouwburg Amsterdam als later ook van Toneelgroep Amsterdam. Na de fusie is Rabobank hoofdsponsor geworden van ITA. Daarnaast zijn Clifford Chance en Accenture partner en is er een corporate pool waar bedrijven in zijn verenigd. Deelname aan de corporate pool is vanaf 2500 euro.
Marry de Gaay Fortman: ‘De podiumkunsten zijn vluchtiger en theater is onvoorspelbaar: een voorstelling kan tegenvallen of zelfs weerstand wekken. Dat kan lastig lijken voor bedrijven als ze werknemers of zakenpartners een avondje uit aanbieden. In de praktijk blijkt nu juist dat het vaak als een bijzondere ervaring wordt gezien en daarom blijken wij ook goed in staat om mooie bedrijven aan ITA te verbinden.’
Cultuur
‘Mecenassen zijn een belangrijk klankbord’
Moeten bestuurders zich inzetten voor de fondsenwerving van hun organisatie?
Marry de Gaay Fortman: ‘De primaire taak van toezichthouders is het toezicht houden op de algemene gang van zaken. Bij culturele organisaties is werving zeker een belangrijk aandachtspunt van toezichthouders, maar niet per se door zelf te doneren. We hebben een divers samengestelde raad met verschillende achtergronden en expertises. Je netwerk beschikbaar stellen om deuren te openen voor de development-afdeling is mijns inziens belangrijker dan geld.
Deze maand september hebben we een gala vanwege het 125-jarige jubileum van de schouwburg. Ook RvT-leden hebben met de bedrijven waarvoor ze werken tafels gekocht. En bij de adopteeractie voor de nieuwe meubilering van de foyer hebben we als RvT een zitbank geadopteerd, als inspiratie voor andere gevers.
Zichtbaar zijn bij ontvangsten, aanwezig zijn voor gevers en geïnteresseerden, daar besteed ik heel wat avonden aan en mijn mede-toezichthouders ook. Die bereidheid om tijd daaraan te geven is een must, vind ik. Evenals geregeld voorstellingen bijwonen.’
Maurits Musch: ‘Ik merk dat donateurs in toenemende mate letten op wie er in de RvT zitten en het leuk of interessant vinden om toezichthouders te ontmoeten. Het heeft zeker een positief effect dat de RvT tafels heeft gekocht voor het gala. Dat genereert merkbaar een zwaan-kleef-aan effect.’
U zat ook in de raad van toezicht van het Stedelijk Museum Amsterdam mevrouw De Gaay Fortman, daar zaten grote gevers in. Hoe beziet u dat nu?
Marry de Gaay Fortman: ‘De schijn van belangenverstrengeling wil en moet je als toezichthouders vermijden. De positie van een RvT dient zuiver te zijn en de organisatie moet vrij zijn in zijn beleid en programmering, zonder invloed van gevers. Daarom moet je de verwachting loslaten dat toezichthouders doneren. Geld kan dan door je primaire verantwoordelijkheid heen lopen, die is: onafhankelijk toezicht. Het kan wel als je bestuurslid bent van een aparte stichting of foundation voor de fondsenwerving, zoals bij RCO (Koninklijk Concertgebouw Orkest). Dan is werving je primaire taak en dan mag je van bestuursleden verwachten dat ze daaraan bijdragen.’
Vindt u een vergoeding voor toezichthouders wel in lijn met de Code Cultural Governance? Marry de Gaay Fortman: ‘Niet iedere organisatie is in staat professionele toezichthouders aan te trekken. Dat is moeilijker voor de kleinere instellingen. Wil je ervaren, bekwame toezichthouders aantrekken, dan kan een proportionele vergoeding daarbij soms helpen. Ik vind dat het in die gevallen moet kunnen, ja. Onze RvT opereert overigens volledig onbezoldigd, maar we krijgen er veel voor terug: de kunstwereld is interessant en inspirerend, er werken heel gedreven mensen.’
Maurits Musch: ‘Als er plaats is - en daar doen we ons best voor - zijn RvT-leden natuurlijk van harte welkom bij voorstellingen. Die krijgen zij dan kosteloos ja, maar niet per definitie bij elke voorstelling. Introducees van hen wordt gevraagd de kaarten te betalen.’
In hoeverre worden acteurs ingezet voor de fondsenwerving? En waar ligt voor jullie de grens aan hun beschikbaarheid?
Marry de Gaay Fortman: ’De aanwezigheid van acteurs van het ITA-ensemble en van de directie van ITA bij ontvangsten en de nazit na een voorstelling is voor donateurs belangrijker dan onze aanwezigheid als toezichthouders. De acteurs zijn de kunstenaars en het is natuurlijk inspirerend voor theaterliefhebbers om met hen te kunnen praten over de voorstelling. Maar mecenassen moeten ook beseffen dat acteurs dit bij bijzondere ontvangsten doorgaans onbezoldigd doen en dat dit niet vanzelfsprekend is.’
Maurits Musch: ‘Acteurs willen zich vaak inzetten voor bijeenkomsten met sponsors en donateurs, ze zien het belang ervan. Voor onze corporates en donateurs organiseren wij soms een Artist Talk, waarbij acteurs vertellen over een voorstelling, hun rol of hun vak. Dat wordt heel goed bezocht. Sommigen geven workshops aan werknemers van onze corporate partners. Maar er moet een goede balans zijn tussen wat bij het werk voor ITA hoort en wat niet, en waarvoor wel en niet een vergoeding betaald moet worden. Als het buiten de opdracht van ITA valt, staat er een financiële vergoeding tegenover. Soms komt er een verzoek van een donateur om een acteur een theater-monoloog te laten houden bij hen thuis. Zo’n vraag speel ik dan door aan de betreffende acteurs. Die hebben vaak een agent die opdrachten voor hen coördineert; daar verdienen ze een honorarium mee.’
Dit jaar zijn jullie gestart met de Junior Board voor de millennial-generatie, wat behelst die board?
Maurits Musch: ‘De Junior Board bestaat uit zeven young professionals tussen de 25 en 35 jaar. Zij zijn toptalenten die door hun eigen bedrijf zijn geselecteerd en een jaar lang het reilen en zeilen van het theaterbedrijf mogen volgen. We betrekken hen bij organisatorische vraagstukken en nodigen hen uit mee te denken over mogelijke verbeteringen. Bijvoorbeeld over het jubileum-gala: hoe krijgen we dat financieel rond? We maken dus gebruik van hun expertise, terwijl zij bij ons veel leren door achter de schermen te mogen kijken.
Verder krijgen de leden een workshop van een acteur over hoe ze zichzelf beter kunnen presenteren, en gesprekken met onze directie over financiën, leiderschap en internationalisering. Het is een soort internship, parttime, waarvoor hun bedrijf 10.000 euro betaalt. De helft daarvan gaat direct naar ITA; de andere helft gaat op aan kosten voor het programma van de Junior Board. We gaan eind dit jaar evalueren hoe het is bevallen voor beide partijen en besluiten dan of we doorgaan met de Board na deze pilot. En natuurlijk hopen we dat we deze zeven mensen voor langere tijd kunnen binden.’
Marry de Gaay Fortman: ‘ITA heeft trouwens een relatief jong publiek: een op de drie bezoekers is jonger dan veertig jaar. Dus zoeken we naar manieren om meer met deze leeftijdscategorie in contact te komen en van hen ideeën, kritiek en suggesties te horen.’
Marry de Gaay Fortman: ‘De primaire taak van toezichthouders is het toezicht houden op de algemene gang van zaken. Bij culturele organisaties is werving zeker een belangrijk aandachtspunt van toezichthouders, maar niet per se door zelf te doneren. We hebben een divers samengestelde raad met verschillende achtergronden en expertises. Je netwerk beschikbaar stellen om deuren te openen voor de development-afdeling is mijns inziens belangrijker dan geld.
Deze maand september hebben we een gala vanwege het 125-jarige jubileum van de schouwburg. Ook RvT-leden hebben met de bedrijven waarvoor ze werken tafels gekocht. En bij de adopteeractie voor de nieuwe meubilering van de foyer hebben we als RvT een zitbank geadopteerd, als inspiratie voor andere gevers.
Zichtbaar zijn bij ontvangsten, aanwezig zijn voor gevers en geïnteresseerden, daar besteed ik heel wat avonden aan en mijn mede-toezichthouders ook. Die bereidheid om tijd daaraan te geven is een must, vind ik. Evenals geregeld voorstellingen bijwonen.’
Maurits Musch: ‘Ik merk dat donateurs in toenemende mate letten op wie er in de RvT zitten en het leuk of interessant vinden om toezichthouders te ontmoeten. Het heeft zeker een positief effect dat de RvT tafels heeft gekocht voor het gala. Dat genereert merkbaar een zwaan-kleef-aan effect.’
U zat ook in de raad van toezicht van het Stedelijk Museum Amsterdam mevrouw De Gaay Fortman, daar zaten grote gevers in. Hoe beziet u dat nu?
Marry de Gaay Fortman: ‘De schijn van belangenverstrengeling wil en moet je als toezichthouders vermijden. De positie van een RvT dient zuiver te zijn en de organisatie moet vrij zijn in zijn beleid en programmering, zonder invloed van gevers. Daarom moet je de verwachting loslaten dat toezichthouders doneren. Geld kan dan door je primaire verantwoordelijkheid heen lopen, die is: onafhankelijk toezicht. Het kan wel als je bestuurslid bent van een aparte stichting of foundation voor de fondsenwerving, zoals bij RCO (Koninklijk Concertgebouw Orkest). Dan is werving je primaire taak en dan mag je van bestuursleden verwachten dat ze daaraan bijdragen.’
Vindt u een vergoeding voor toezichthouders wel in lijn met de Code Cultural Governance? Marry de Gaay Fortman: ‘Niet iedere organisatie is in staat professionele toezichthouders aan te trekken. Dat is moeilijker voor de kleinere instellingen. Wil je ervaren, bekwame toezichthouders aantrekken, dan kan een proportionele vergoeding daarbij soms helpen. Ik vind dat het in die gevallen moet kunnen, ja. Onze RvT opereert overigens volledig onbezoldigd, maar we krijgen er veel voor terug: de kunstwereld is interessant en inspirerend, er werken heel gedreven mensen.’
Maurits Musch: ‘Als er plaats is - en daar doen we ons best voor - zijn RvT-leden natuurlijk van harte welkom bij voorstellingen. Die krijgen zij dan kosteloos ja, maar niet per definitie bij elke voorstelling. Introducees van hen wordt gevraagd de kaarten te betalen.’
In hoeverre worden acteurs ingezet voor de fondsenwerving? En waar ligt voor jullie de grens aan hun beschikbaarheid?
Marry de Gaay Fortman: ’De aanwezigheid van acteurs van het ITA-ensemble en van de directie van ITA bij ontvangsten en de nazit na een voorstelling is voor donateurs belangrijker dan onze aanwezigheid als toezichthouders. De acteurs zijn de kunstenaars en het is natuurlijk inspirerend voor theaterliefhebbers om met hen te kunnen praten over de voorstelling. Maar mecenassen moeten ook beseffen dat acteurs dit bij bijzondere ontvangsten doorgaans onbezoldigd doen en dat dit niet vanzelfsprekend is.’
Maurits Musch: ‘Acteurs willen zich vaak inzetten voor bijeenkomsten met sponsors en donateurs, ze zien het belang ervan. Voor onze corporates en donateurs organiseren wij soms een Artist Talk, waarbij acteurs vertellen over een voorstelling, hun rol of hun vak. Dat wordt heel goed bezocht. Sommigen geven workshops aan werknemers van onze corporate partners. Maar er moet een goede balans zijn tussen wat bij het werk voor ITA hoort en wat niet, en waarvoor wel en niet een vergoeding betaald moet worden. Als het buiten de opdracht van ITA valt, staat er een financiële vergoeding tegenover. Soms komt er een verzoek van een donateur om een acteur een theater-monoloog te laten houden bij hen thuis. Zo’n vraag speel ik dan door aan de betreffende acteurs. Die hebben vaak een agent die opdrachten voor hen coördineert; daar verdienen ze een honorarium mee.’
Dit jaar zijn jullie gestart met de Junior Board voor de millennial-generatie, wat behelst die board?
Maurits Musch: ‘De Junior Board bestaat uit zeven young professionals tussen de 25 en 35 jaar. Zij zijn toptalenten die door hun eigen bedrijf zijn geselecteerd en een jaar lang het reilen en zeilen van het theaterbedrijf mogen volgen. We betrekken hen bij organisatorische vraagstukken en nodigen hen uit mee te denken over mogelijke verbeteringen. Bijvoorbeeld over het jubileum-gala: hoe krijgen we dat financieel rond? We maken dus gebruik van hun expertise, terwijl zij bij ons veel leren door achter de schermen te mogen kijken.
Verder krijgen de leden een workshop van een acteur over hoe ze zichzelf beter kunnen presenteren, en gesprekken met onze directie over financiën, leiderschap en internationalisering. Het is een soort internship, parttime, waarvoor hun bedrijf 10.000 euro betaalt. De helft daarvan gaat direct naar ITA; de andere helft gaat op aan kosten voor het programma van de Junior Board. We gaan eind dit jaar evalueren hoe het is bevallen voor beide partijen en besluiten dan of we doorgaan met de Board na deze pilot. En natuurlijk hopen we dat we deze zeven mensen voor langere tijd kunnen binden.’
Marry de Gaay Fortman: ‘ITA heeft trouwens een relatief jong publiek: een op de drie bezoekers is jonger dan veertig jaar. Dus zoeken we naar manieren om meer met deze leeftijdscategorie in contact te komen en van hen ideeën, kritiek en suggesties te horen.’