Leren van het land

De natuur als vruchtbare samenwerkingspartner

... van kwantiteit naar kwaliteit ...
... van kwantiteit naar kwaliteit ...
10 augustus 2023

Terwijl de Nederlandse politiek vat probeert te krijgen op de groeiende stapel dossiers, van stikstof en waterkwaliteit tot mestverorderingen en biodiversiteitsverlies, laten steeds meer boeren zien dat slimme ineenvlechting van landbouw en natuur het fundament van onze toekomstige voedselproductie kan zijn. In het essay over de toekomst van de landbouw in de bundel ‘De nieuwe polder’ onderzoeken Céline Pessers en pionier Jeroen Klompe regeneratieve landbouw als nieuwe norm.



Jeroen en Mellany Klompe hebben een boerenbedrijf in de Hoeksche Waard. Dit is niet zomaar een boerderij: de gewassen worden hier regeneratief geteeld: er wordt met de natuur meebewogen in plaats van ertegenin. Jeroen is een boer in transitie; een paar velden verderop teelt hij nog aardappelen op de conventionele manier. Dit gangbare veld symboliseert waar we vandaan komen. Onze voedselproductie is de afgelopen eeuw in hoog tempo veranderd. Van paardenkar en zeis naar moderne tractoren, opschaling via kunstmest, nieuwe technologieën en steeds hogere efficiëntie.

Het regeneratieve aardappelveld symboliseert een belofte, een uitnodiging van de natuur om weer te gaan samenwerken. En daar zit wat in: de manier waarop we voedsel zijn gaan produceren en distribueren is in vele opzichten onhoudbaar geworden. Het zorgt voor grootschalige bodemdegradatie, een kwart van de mondiale broeikasgasemissies en is wereldwijd de grootste oorzaak van ontbossing en biodiversiteitsverlies. Een groeiende groep critici stelt dan ook dat dit systeem, dat steeds sterker is gaan leunen op kunstmest en chemische toevoegingen, nu vastloopt omdat het inmiddels per saldo meer waarde vernietigt dan creëert.

Bottom-up-beweging

Boeren als Jeroen Klompe zien we dan ook overal opduiken. We zien in zowel Nederland als internationaal een krachtige bottom-up-beweging van verkenners, die zich niet langer richten op verdere optimalisatie van het huidige systeem, maar op de bouw van een toekomstbestendig alternatief voor volgende generaties. Regeneratief boeren levert veel op, zowel in kwaliteit van de producten als een verbeterd natuurlijk ecosysteem; op bodemniveau, plantniveau én op menselijk niveau. Waarom zien we dan geen en masse verschuiving richting regeneratief boeren in de agrarische sector? Het antwoord op die vraag is complex en heeft deels te maken met prijsvorming.

Op dit moment concurreert het overgrote deel van de boeren op de laagste kostprijs, want daar stuurt de markt op. De prijs in de supermarkt dekt echter alleen directe kosten en marges voor tussenliggende schakels, niet indirecte kosten als sociale en ecologische schade in de keten. Deze worden in ons huidige systeem als externaliteit bestempeld. Met andere woorden, de maatschappij draagt op dit moment de last van deze kosten bij de productie. De milieugroep Mobilisation for the environment becijferde bijvoorbeeld dat onze overheid nu al jaarlijks 9 miljard euro spendeert aan het herstellen van schade door alleen al de Nederlandse intensieve veehouderij. Denk aan herstellend natuurbeheer, steeds duurdere waterzuivering, en stijgende zorgkosten door verslechterde luchtkwaliteit. Deze kosten komen allemaal terecht bij de belastingbetaler. Tel je de maatschappelijke kosten hogerop in de keten erbij op, zoals ontbossing en grondonteigening als gevolg van geïmporteerd krachtvoer, dan komt dit bedrag nog een stuk hoger uit.



 

Jeroen Klompe
Jeroen Klompe
Céline Pessers
Céline Pessers

Door een holistische bril ziet het prijskaartje van boerenproducten er dus wezenlijk anders uit. De verkoopprijs komt simpelweg hoger te liggen als al deze kosten geïntegreerd worden en de consument de true price betaalt. Andersom geldt eigenlijk hetzelfde. Boeren die gericht investeren in natuurherstel op hun bedrijf genereren in feite ‘positieve externaliteiten;’ maatschappelijke winsten die niet bij hun omzet worden opgeteld maar waarvoor ze door de overheid mogelijk wél gecompenseerd moeten worden. Als boeren deze vergoedingen kunnen doorberekenen, kan dit leiden tot concurrentievoordeel en lagere prijzen voor biologische of natuurlijke producten in de supermarkt.

De overgang naar regeneratieve (of regeneratief-biologische) landbouw gaat terug naar de basis en komt met een verschuiving van kwantiteit (zo veel mogelijke productie tegen de laagste kosten) naar kwaliteit (minder productie, hogere toegevoegde waarde). Zoals het verhaal van Jeroen Klompe illustreert kan dit een solide business case zijn. De kosten dalen door externe toevoegingen als kunstmest en krachtvoer (waarvan prijsfluctuaties een risico op zich zijn) terug te dringen en mee te liften op het groeiende regeneratieve vermogen van het land. Bijkomend gevolg is minder uitstoot, schonere lucht, sterkere bodem en minder mest. Als in dat geval het werk ook kan worden gedaan zonder kostbare innovaties met bijbehorende financieringslasten, groeit ook de marge voor het bedrijf.
Meer weten over hoe regeneratieve boeren een toekomstbestendig systeem bouwen en hoe dit allemaal moet worden gefinancierd?? U leest het allemaal in de essaybundel.

Céline Pessers is sustainability advisor bij ABN AMRO Bank.
Jeroen Klompe is regeneratief akkerbouwer en bedrijfseconoom.


Bestelinformatie: https://walburgpers.nl/nl/book/9789464562187/de-nieuwe-polder








 
2/2