Het regeneratieve aardappelveld symboliseert een belofte, een uitnodiging van de natuur om weer te gaan samenwerken. En daar zit wat in: de manier waarop we voedsel zijn gaan produceren en distribueren is in vele opzichten onhoudbaar geworden. Het zorgt voor grootschalige bodemdegradatie, een kwart van de mondiale broeikasgasemissies en is wereldwijd de grootste oorzaak van ontbossing en biodiversiteitsverlies. Een groeiende groep critici stelt dan ook dat dit systeem, dat steeds sterker is gaan leunen op kunstmest en chemische toevoegingen, nu vastloopt omdat het inmiddels per saldo meer waarde vernietigt dan creëert.
Bottom-up-beweging
Boeren als Jeroen Klompe zien we dan ook overal opduiken. We zien in zowel Nederland als internationaal een krachtige bottom-up-beweging van verkenners, die zich niet langer richten op verdere optimalisatie van het huidige systeem, maar op de bouw van een toekomstbestendig alternatief voor volgende generaties. Regeneratief boeren levert veel op, zowel in kwaliteit van de producten als een verbeterd natuurlijk ecosysteem; op bodemniveau, plantniveau én op menselijk niveau. Waarom zien we dan geen en masse verschuiving richting regeneratief boeren in de agrarische sector? Het antwoord op die vraag is complex en heeft deels te maken met prijsvorming.Op dit moment concurreert het overgrote deel van de boeren op de laagste kostprijs, want daar stuurt de markt op. De prijs in de supermarkt dekt echter alleen directe kosten en marges voor tussenliggende schakels, niet indirecte kosten als sociale en ecologische schade in de keten. Deze worden in ons huidige systeem als externaliteit bestempeld. Met andere woorden, de maatschappij draagt op dit moment de last van deze kosten bij de productie. De milieugroep Mobilisation for the environment becijferde bijvoorbeeld dat onze overheid nu al jaarlijks 9 miljard euro spendeert aan het herstellen van schade door alleen al de Nederlandse intensieve veehouderij. Denk aan herstellend natuurbeheer, steeds duurdere waterzuivering, en stijgende zorgkosten door verslechterde luchtkwaliteit. Deze kosten komen allemaal terecht bij de belastingbetaler. Tel je de maatschappelijke kosten hogerop in de keten erbij op, zoals ontbossing en grondonteigening als gevolg van geïmporteerd krachtvoer, dan komt dit bedrag nog een stuk hoger uit.