Hoe heeft Unicef u geschaakt?
Wijbrandi: "Dat verhaal is niet zo spectaculair. Ik kende Unicef al langer van nabij en wist dat er een vacature was. Uiteindelijk is er een bureau op gezet dat op de hoogte was van mijn beschikbaarheid. Zoals dat hoort heb ik intern in een vroeg stadium laten weten wat er speelde. De reactie bij Oxfam was tweeledig: jammer dat je weggaat, maar ook leuk, zo'n uitdaging. Er werd dus niet gezegd: waarom ga je nu bij de concurrent werken? Zo zie ik de sector overigens ook niet. Ik denk in samenwerking en collegialiteit."
Toch had u wel oren naar het werken bij die ‘concurrent'. Waarom?
Wijbrandi: "Wat mij trok is dat Unicef een ongelooflijk sterk en mooi merk is. Er is ook een behoorlijke focus, op de thematiek rond kinderen. Veel ontwikkelingsorganisaties hanteren een brede scope. Het gaat werkelijk over alles. De focus op kinderen maakt het mogelijk om nog scherper en pregnanter je boodschap neer te zetten. En natuurlijk raakt het onderwerp bij mij een snaar. Het ligt me na aan het hart. Dat is de basis."
Hoe beziet u uw erfenis? Wat heeft u bereikt bij Oxfam Novib?
Wijbrandi: "In de tijd dat ik er zat is de communicatie verder geprofessionaliseerd. Bij een organisatie als Oxfam Novib die zoveel verschillende dingen doet, is het de uitdaging om de communicatie bij elkaar te houden. Er wordt nu ook een ander merkbeleid gehanteerd: de Ambassadeurs van het Zelf Doen. Het houdt in een notendop in dat mensen hun eigen kracht en verantwoordelijkheid hebben. Een andere belangrijke ontwikkeling is dat bij Oxfam Novib de inkomsten zijn gestegen van 18 miljoen euro in 2001 naar 28,3 miljoen euro in 2007. Een opmerkelijke groei. De groei is deels te schrijven aan het consequent managen van het merk. Het merk Oxfam Novib is ook verjongd. Vroeger was ontwikkelingssamenwerking iets van je ouders. Nu zeggen ook jonge mensen: dat past bij onze levensstijl."
U treedt in een woelige tijd aan. Veel fondsen vrezen de toekomst.
Wijbrandi: "Het doemdenken is wat mij betreft niet terecht. Historisch is gebleken dat het geven aan goede doelen recessiebestendig is. De laatste decennia hebben een trendmatige stijging van de inkomsten laten zien. Er is wel een publieke discussie gaande. De bevolking zou uitgekeken zijn op ontwikkelingssamenwerking. Dat is zeker niet het geval. Het aantal donateurs is alleen maar toegenomen. Wel wordt er stevig gediscussieerd over effectiviteit. Uitstekend. Die discussie moet gevoerd worden en daarin spelen we graag onze rol."
Ondanks de kredietcrisis zit u dus nog rustig op uw stoel.
Wijbrandi: "Kijk, er is natuurlijk veel onzekerheid. We kunnen niet helemaal inschatten hoe diep deze crisis zal worden. Als vermogensfondsen hun vermogen zien slinken en hun donatiebeleid aanpassen, als bedrijven echt krap komen te zitten en sponsoring en bedrijfsfilantropie daarvan het slachtoffer worden, dan zullen de effecten daarvan in de sector voelbaar zijn. Ondertussen zie ik bij Unicef dat er een stevige basis is. We hebben veel leden die een vaste bijdrage leveren. Ook nu komen er nog leden bij. Ik zie natuurlijk dat er veel aan de hand is in de economie. Maar voorlopig is dat nog geen aanleiding om in paniek te raken."
U bent eigenlijk van het ene snelgroeiende fonds naar het andere succesnummer gegaan. Is het geen ondankbare taak: wat valt er immers nog te winnen?
Wijbrandi: "Ik zie eigenlijk vier opdrachten voor me. De eerste is dat ik Unicef in de huidige discussie over ontwikkelingshulp wil blijven profileren als open en betrouwbaar, als een organisatie die doet wat hij belooft en communiceert wat hij doet. Unicef is een sterk en betrouwbaar merk. We moeten er keihard voor werken om dat zo te houden. Dat vergt actief onderhoud. Een tweede punt is dat we concreet resultaten moeten blijven communiceren. Volgens mij is dat mogelijk in ons werkveld. Het is meetbaar hoeveel meisjes er naar school zijn gegaan en hoeveel mensen er profiteren wanneer je een waterpunt slaat. Donateurs willen dat - terecht - ook weten."
"Ten derde: het is niet altijd even duidelijk dat Unicef er voor alle kinderen is, ook die in Nederland. Wij zijn de organisatie die in Nederland bewaakt of het Verdrag van de Rechten van het Kind uit 1989 wel wordt nageleefd. We mogen hier wat meer accenten leggen, ook in de communicatie. Zo heeft Unicef hard gelobbyd voor de Kinderombudsman. Er ligt nu een serieus wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Een succesje. Of denk aan het op straat zetten van kinderen van uitgeprocedeerde asielzoekers. Dat mag volgens het verdrag niet: ieder kind heeft recht op onderdak. Een kwestie waar aandacht voor moet worden gevraagd. Daarnaast vind ik - en dat is het vierde punt - dat een organisatie als Unicef best de urgentie van een aantal thema's mag aangeven. Bijvoorbeeld het feit dat beloftes rond de millenniumdoelen niet worden waargemaakt. Niet alleen in het buitenland. Ook in Nederland. De algehele sfeer in het publieke debat in ons land is dat ontwikkelingssamenwerking, inclusief de millenniumdoelen niet zo relevant meer zijn. Waar we voorheen koploper waren, zijn we nu onze glans wat kwijtgeraakt. Daar moeten we tegengas op geven onder meer door goed te communiceren en resultaten te laten zien."
De eerste weken zijn achter de rug. Een eerste indruk?
Wijbrandi: "Ik krijg er energie van. De eerste weken stonden in het teken van dossiers en mensen leren kennen. Dat kennismakingsproces voltrekt zich het natuurlijkst door gewoon concreet werk te doen. Een boeiend en leerzaam proces."
Zie ook: www.unicef.nl