Van Bavel is niet tegen de markt, want volgens hem een efficiënt systeem dat dwingt tot investeren en lage prijzen. Maar hij ziet de reële investeringen als percentage van de winsten al decennia dalen. Ze bevinden zich nu op het laagste niveau sinds de Tweede Wereldoorlog. Daardoor stagneert de arbeidsproductiviteit en mede daardoor de groei van de reële lonen. Daarnaast zijn er ongelijkheden in vermogen.
Casino
In het FD ontvouwde Van Bavel – winnaar de van Spinozapremie, de hoogste wetenschappelijke onderscheiding in Nederland – het volgende stappenplan. De markt creëert, net als het casino, winnaars en verliezers. Vermogen geeft de mogelijkheid om te participeren in de markt. De volgende stap is dat de economie in toenemende mate wordt gedomineerd door invloedrijke marktpartijen en zo krijg je monopolies. Startups worden opgekocht.Vervolgens gaan de monopolisten kijken waar ze de rendementen kunnen behalen. Van Bavel: Dat is dan vaak niet langer een investering in de reële economie, in een nieuwe fabriek, maar eerder een investering in de financiële economie. Dan wordt bijvoorbeeld gekozen voor een hedgefund (een fonds met hefboomwerking – Red.).’ Van Bavel weet waarover hij spreekt. Hij verwierf internationaal bekendheid met De onzichtbare hand, een boek waarin hij liet zien hoe markteconomieën opkomen en ondergaan.
Marktfalen
Dit is zijn antwoord op het marktfalen. In Noordwest-Europa hebben we – naast de staat en de markt – een heel sterk derde systeem gehad: het associatieve systeem. Van Bavel: ‘Dit heeft andere kenmerken en andere spelregels en werkt wezenlijk anders dan de markt en de staat.’ Dit associatieve systeem bloeide op tussen 1920 en 1960. Voor dit systeem is vreemd genoeg nauwelijks aandacht geweest, er is vrijwel geen onderzoek naar gedaan.Een voorbeeld is de woningcorporatie, niet het huidige ‘misbaksel’, maar de oorspronkelijke corporatie als vereniging van huurders die die lid zijn en beslissen over de hoogte van huren en de investeringen. Het associatieve systeem is een overlegmodel gericht op het bereiken van consensus. Van Bavel: ‘Het heeft leden die zich committeren aan het doel van de associatie, zoals fatsoenlijke woonruimte voor mensen die minder te besteden hebben.’
Oude corporaties
Daar zijn die oude corporaties destijds goed in geslaagd. Van Bavel: ‘In 1960 en 1970 was zowat de helft van de woningen in Nederland in handen van woningbouwcorporaties in allerlei soorten en maten. Geen marginaal fenomeen! Het was echt een systeem dat heel grote opgaven aankon, zoals in dit geval miljoenen mensen zonder fatsoenlijke woonruimte in relatief korte tijd voorzien van goede huisvesting.’Er is ook een keerzijde. Door een proces van schaalvergroting en fusies raakte de band met de leden zoek. Het management nam vervolgens de beslissingen en onttrok zich aan de controle van de leden – de kern van het associatieve systeem, oorspronkelijk bedoeld als een tegenwicht tegen de toenmalige politiek. Volgens Van Bavel had dit geen kritiek moeten zijn op het associatieve systeem, maar op ‘de ontwikkelingen en uitwassen die daarbinnen plaatsvonden’.