Vermogenden (minimaal belegbaar vermogen 1 miljoen euro) geven jaarlijks bijna tweemaal zoveel aan het goede doel als in het meest recente onderzoek Geven In Nederland (2013) wordt aangenomen: 11 duizend euro (GIN: ruim 5 duizend euro). De vrijgevigheid neemt toe met de stijging van het inkomen en, in absolute bedragen, ook met de stijging van het vermogen. Ook blijken ‘erfgenamen’ aanzienlijk vrijgeviger dan in het laatste GIN-onderzoek: zij geven niet vijf maal minder dan vermogende ‘ondernemers’, maar doneren procentueel juist meer van hun inkomen aan het goede doel.
Dit zijn enkele van een aantal opmerkelijke uitkomsten uit een groot onderzoek dat ABN AMRO MeesPierson dit voorjaar door Maastricht University liet uitvoeren naar geefgedrag en -motivaties van (een selectie van) haar vermogende relaties. De onderzoekers claimen dat de uitkomsten representatief zijn voor alle vermogenden in Nederland.
De afdeling Filantropie Advies, in 2012 opgezet onder leiding van Diana van Maasdijk voor de welgestelde clientèle van marktleider ABN AMRO MeesPierson, liet haar onderzoek uitvoeren door een onderzoeksteam van de School of Business and Economics van Maastricht University onder leiding van prof. Harry Hummels.
Het onderzoek is opgebouwd uit een kwantitatief deel en een kwalitatief deel. Het kwantitatieve deel bestaat uit een enquête onder een willekeurige steekproef (N=741) uit het relatiebestand van de bank (N=4672) en uit een geefexperiment dat met een deel van de geënquêteerde groep is uitgevoerd. Het kwalitatieve deel bestond uit gesprekken met relaties (N=13) om inzicht te krijgen in hun motieven en in de wijze waarop zij filantropisch actief zijn.
Onderzoeksopzet
Met een respons van 16 procent op een bruto onderzoeksgroep van 4.672 ABN AMRO MeesPierson-relaties wordt het kwantitatieve onderzoek onder 741 welgestelde relaties door de onderzoekers als een representatieve steekproef gekwalificeerd. Zij zien een duidelijke overeenkomst met de onderzoekspopulatie van het Geven In Nederland-onderzoek naar vermogende particulieren en bestempelen het relatiebestand van ABN AMRO MeesPierson als ‘een afspiegeling van alle vermogenden in Nederland naar leeftijd en geslacht, zoals gemeten door onderzoeksbureau Elite Research.’ Uit het onderzoeksrapport zelf is echter niet op te maken of de onderzoekers deze claim kunnen waarmaken. De toets hiervoor is of de verdeling van het vermogen en het geefgedrag in overeenstemming is met de verdeling in de gehele bevolking: deze gegevens of weging ontbreken in het rapport.
Belangrijkste conclusies kwantitatief onderzoek
1. Gemiddelde gift op 11K
Gemiddeld geven vermogende particuliere relaties van ABN AMRO MeesPierson meer dan 11 duizend euro aan maatschappelijke doelen per jaar. Dat is vrijwel twee keer zoveel als het bedrag dat vermogenden doneren volgens het meest recente onderzoek Geven in Nederland 2013. De vrijgevigheid neemt toe met de stijging van het inkomen en, in absolute bedragen genomen, ook met de stijging van het vermogen.
2. Gezondheid is een factor
Hoe gezonder de respondent, hoe kleiner de bijdrage.
3. Practise what you preach
Vermogende particulieren van ABN AMRO MeesPierson zeggen niet alleen vrijgevig te zijn, hun gedrag in het geefexperiment wijst dit ook uit.
4. Plezier staat voorop
Vermogenden geven vooral omdat ze er plezier aan beleven. Daarnaast zijn de morele plicht, de wens om bij te dragen aan een betere wereld en de wens iets terug te geven aan de samenleving van belang.
5. De helft pakt (geen) belastingaftrek
Belastingvoordelen spelen een minder prominente rol, al geeft 46 procent van de respondenten aan gebruik te maken van de mogelijkheden tot belastingaftrek. Mogelijke belastingvoordelen zijn voor een deel van de respondenten eveneens een reden om een eigen stichting op te richten.
6. Religieuze motieven ondergeschikt
Overwegingen die betrekking hebben op (het verbeteren van) het imago of op religieuze motieven, spelen vrijwel geen rol van betekenis. Opmerkelijk is het geringe aantal religiegebonden donaties. Vrouwelijke respondenten scoren hier zelfs bijzonder laag. Ook in de motivatie van respondenten om te geven, spelen religieuze overwegingen een zeer bescheiden rol. Zij die geven aan religieuze instellingen doen dat overigens substantieel.
7. Rijken geven relatief meer aan noodhulp, kunst & cultuur, onderwijs & wetenschap
De belangrijkste maatschappelijke doeleinden waaraan wordt gegeven zijn gezondheidszorg & welzijn, natuur & natuurbescherming en armoedebestrijding in het buitenland. Noodhulp, kunst & cultuur en, in iets mindere mate, onderwijs & wetenschap volgen deze doeleinden op de voet. Met de laatste doelen wijken vermogende particulieren af van het geefgedrag van alle Nederlanders.
8. Mannen geven meer aan armoedebestrijding en noodhulp
Terwijl vrouwen de voorkeur geven aan kunst & cultuur, natuur & natuurbescherming en dierenwelzijn.
9. Herkomst vermogen & geefgedrag
De herkomst van het vermogen is bepalend voor het geefgedrag. Armoedebestrijding in binnen en buiten land, sport en democratie zijn verhoudingsgewijs populair bij respondenten die een eigen onderneming hebben (ge had). Kunst & cultuur, dierenwelzijn en mensenrechten staan bovenaan de lijst bij hen die hebben geërfd. Wie in dienstverband zijn vermogen heeft verworven, heeft over het algemeen minder sterke voorkeuren.
10. Nederlandse doelen het populairst
De meeste respondenten doneren vooral aan in Nederland werkzame goede doelen. Daarnaast is er een sterke focus op Afrika, gevolgd door doelen die focussen op de lokale gemeenschap dichtbij huis.
11. Eigen stichting vooral onder 60 jaar
Er is een positieve correlatie aangetroffen tussen de omvang van het vermogen en het hebben van een eigen stichting. Ook lijken filantropen in de leeftijd tot zestig jaar vaker geneigd tot het oprichten van een eigen stichting dan zij die de zestig al zijn gepasseerd.
12. Vrouwen geven meer dan mannen; erfgenamen meer dan ondernemers
Vrouwelijke relaties van de bank zijn relatief vrijgeviger dan mannelijke. Ook respondenten die hun vermogen hebben geërfd, zijn relatief vrijgeviger. Zij zijn naar verhouding iets guller dan mensen die hun vermogen uit eigen onderneming hebben verworven, of in dienstverband hebben vergaard.
13. Mannen doen meer bestuurswerk
Van de respondenten zetten zowel mannen als vrouwen zich vrijwillig in voor het goede doel. Naast bestuurswerk doen vrouwen dat vooral als vrijwilliger, al lijkt die bereidheid af te nemen met de groei van het vermogen en de leeftijd. Mannen zetten zich vaker in als bestuurder en dat neemt alleen maar toe als het vermogen stijgt.
14. Transparantie en directiebeloning zijn hete hangijzers; impact minder
Respondenten stellen vooral eisen aan de goede doelen inzake transparantie over de uitgaven en beheersing van de directiesalarissen. Informatie over de inhoud en effectiviteit van het goede doel zijn minder relevant. Respondenten met een eigen stichting vinden het relatief belangrijker om betrokken te worden bij de activiteiten van het goede doel, goed geïnformeerd te worden over de resultaten en om te communiceren over succesen en mislukkingen.
15. Rijken willen anoniem blijven
Vermogenden hebben een duidelijke voorkeur voor anonimiteit. Hier geldt nog steeds de tegeltjeswijsheid ‘Spreken is zilver, zwijgen is goud’.
16. Geen relatie tussen filantropie en verantwoord beleggen
Er bestaat geen relatie tussen filantropie en verantwoord beleggen, waaronder investeringen in microfinanciering, sociale ondernemingen en andere impactinvesteringen.
Dit rapport is op te vragen bij
Lees ook:
Kwalitatief onderzoek: ‘de’ filantroop bestaat niet (of toch?)
Hoe ziet de ‘gemiddelde filantroop’ eruit?
Bijna helft major donors zegt minder te gaan geven…
Vier typen filantropen
Filantropen