Men verwijt EL dat er geen toekomstgericht debat wordt gevoerd en vindt conclusies van een onderzoek dat in haar opdracht door het gerenommeerde bureau London Economics is uitgevoerd twijfelachtig en een verdraaiing van de werkelijkheid. Helaas komt men niet verder dan deze ongefundeerde opmerkingen. Dat vraagt dus om een reactie. Ik zal daarbij op enkele punten van het commentaar ingaan.
Feit is dat EL over de toekomst van de Europese kansspelmarkt nou juist de dialoog zoekt met de EU Commissie en het parlement. Die behoefte is overigens wederzijds. EL is buitengewoon succesvol geweest in haar streven de kansspelen buiten de werking van de nieuwe Kaderrichtlijn Diensten te houden. Dat is na de Tweede lezing in het EU Parlement nu ook een feit. Het wil overigens niet zeggen dat daarmee de discussie gesloten is. De juridische gevechten, die overwegend worden uitgelokt door de voorstanders van volledige liberalisering, gaan door. Daarom blijven we in gesprek met EU Commissie en Parlement om te zoeken naar oplossingen. Wel vinden we dat het niet alleen een Interne Markt en derhalve een puur economische discussie moet zijn. Ook andere beleidsterreinen dienen in het debat betrokken te worden zoals consumentenbescherming, gezondheidszorg, cultuur en sport, belastingen, criminaliteit en fraudebestrijding en ook internationale handelspolitiek. Dit laatste mede om een halt toe te roepen aan de vaak schimmige en oncontroleerbare internetoperatoren.
De EU Commissie heeft in het debat over de Kaderrichtlijn Diensten minstens twee zaken nagelaten. Ten eerste heeft ze geen enkel helder bewijs geleverd op de vraag waarom EU regelgeving beter is dan de huidige regelgeving op het niveau van de lidstaat (subsidiariteit). Ten tweede heeft ze ondanks de verstrekkende gevolgen voor de kansspelen vanwege de toen nog beoogde Richtlijn geen assessment onderzoek laten uitvoeren naar de sociale en economische impact van een dergelijke operatie.
European Lotteries heeft daarom London Economics gevraagd een verkennend onderzoek te doen. Voor het eerst zijn nu, in alle openbaarheid, gegevens op tafel gekomen over de impact van een liberalisering van de kansspelen in Europa. Daarbij is ook aangegeven dat zeker behoefte is aan verder onderzoek. Wij hopen hiermee precies te doen wat de Goede doelen loterijen toch ook willen. Namelijk een goed debat voeren gebaseerd op feiten.
Een van de conclusies van het onderzoek is dat het effect van een beperkte liberalisering al substantieel is. Onder andere een verlies van 35 % aan inkomsten voor Staat en goede doelen. De gehanteerde definitie van de ontvangers van de afdracht is overigens glashelder: de samenleving, vertegenwoordigd door Staat en goede doelen. In ieder land van de EU verschilt de systematiek van verdeling van loterijgelden. Het gaat naar de staatskas, waarbij het in veel landen is geoormerkt voor bepaalde maatschappelijke sectoren zoals sport, cultuur en welzijn. Of het gaat rechtstreeks naar goede doelen organisaties. Of het is een combinatie van beide mogelijkheden. Hoe het ook zij, de Goede doelen loterijen zijn kennelijk voorstander van (beperkte) liberalisering en zien een schone toekomst voor de goede doelen. Maar waar is dát dan op gebaseerd?
In het jaarverslag 2005 van het College van toezicht op de kansspelen kan men lezen wat de werkelijke afdrachtpercentages zijn: De Lotto 23 % en de Staatsloterij 20 %. Dus niet resp. 18 en 15 % zoals de Goede doelen loterijen beweren. Men kan natuurlijk pochen over een hogere afdracht, bijvoorbeeld 50 %. Feit is wel dat zoiets in hoge mate wordt bepaald door het type kansspelen en de daarbij behorende vergunning. Belangrijker nog is dat het totale portfolio aan loterijen in Nederland niet bijzonder afwijkt van de andere landen in de EU en daarbuiten. Dáár moet je naar kijken. Dat geeft een veel betere indicatie voor de opbrengst van loterijen.
Aan de hand van diezelfde cijfers van het College kan men dan opmaken dat de loterijen in Nederland gezamenlijk gemiddeld 32.9 % als bedrijfsresultaat afdragen aan Staat en goede doelen. Dit cijfer komt verrassend overeen met een conclusie uit het rapport van London Economics. Daarin wordt het verschil aangetoond tussen de afdrachten van de not-for-profit loterijen (= 33 %!) ten opzichte van for-profit operatoren (= 3%!). Het voert te ver om hier op de details in te gaan. Conclusie is wel dat dit bijna onoverbrugbare verschil in afdracht aangeeft dat van liberalisering als garantie voor de continuïteit van inkomsten voor de goede doelen weinig te verwachten valt. Men zal ook hier met betere argumenten moeten komen.
En dan nog een laatste feit. Men is kennelijk niet zo gecharmeerd van het directe staatstoezicht op de kansspelen. Maar het is natuurlijk wel zo dat de respectabele groei van de Postcodeloterij niet tot stand is gekomen ondanks, maar dankzij het restrictieve kansspel(markt)beleid van de Nederlandse overheid. Laten de Goede doelen loterijen dat vooral goed in de oren knopen voordat ze zich het hoofd op hol laten jagen door de internationale ambities van Novamedia. Ook vanwege hun verantwoordelijkheden ten opzichte van hun beneficianten.
Tjeerd Veenstra
Directeur De Lotto
Lid Executive Committee European Lotteries