Beste Edwin,
Een korte reactie van mijn kant. Uitgangspunt is dat ik een groot voorstander ben om het denken in termen van resultaat en zelfs in termen van het meer fundamentele impact begrip krachtig uit te dragen, al was het maar om te voorkomen dat we alleen gevangen zitten in het beschrijven van de processen waarmee we bezig zijn. Dat gezegd hebbend begin ik me, als gevolg van het simplisme waarmee de discussie soms wordt gevoerd, steeds meer een criticus te voelen. Dat krijg je als impactdenken een modegril dreigt te worden. Vandaar een drietal kritische kanttekeningen.
In de eerste plaats is het denken over resultaat en impact zo belangrijk dat we het debat moeten voeren en ervaringen moeten uitwisselen in plaats van het impact begrip snel trachten te vangen in een keurmerk of een prijs. Het gevaar is dat we korte termijndenken gaan bevorderen en dingen gaan doen die gekwantificeerd kunnen worden. Voorbeeld: de Weekendschool (en ik zeg dit als Bestuurslid) met een prima resultaat in termen van 9 privaat gefinancierde scholen met honderden leerlingen die zeer gemotiveerd zijn. Maar is dit resultaat ook de impact? Nee de impact zit in het feit dat de alumni hopelijk betere keuzes in hun leven gaan maken bij het kiezen van andere opleidingen en bij het kiezen van een baan. Impact is wellicht dat de Weekendschool met de overheid overeenstemming bereikt om de positieve ervaringen over te dragen naar het reguliere onderwijssysteem, dat wordt gekenmerkt door hoge uitvalpercentages. Als ik voor de Weekendschool een keurmerk zou moeten aanvragen met impactcriteria, dan zou ik geneigd zijn om de eerder genoemde resultaten als impact te zien. Echter de essentie is dat we een platform nodig hebben om met elkaar het echte impactdenken verder te brengen. Keurmerken en prijzen hebben het gevaar de discussie te versimpelen in plaats van verantwoord te compliceren.
In de tweede plaats is veel charitatief geld op zoek naar succesvolle projecten met impact. Immers je hoeft de ontwikkelingskosten niet meer te financieren en je kunt onmiddellijk meedoen aan succes. Echter (en ik denk dat ik aansluit bij jouw woorden in je laatste column) het gaat daarbij altijd om impact van initiatieven die al in een veel eerder stadium zijn genomen. Willen wij als fondsen niet juist betrokken zijn bij initiatieven die zich nog moeten bewijzen. Zijn wij juist niet degenen die de ‘wild card' kunnen of zelfs behoren te spelen? Het brengen van veel geld naar initiatieven die impact hebben, heeft ook als gevaar dat overfinanciering dreigt. In mijn ogen is het geweldige succes van microkredietprogramma's tegelijkertijd de grote valkuil. Zijn we niet met elkaar bezig om op grond van impact in het verleden zoveel geld aan de aanbodzijde te mobiliseren dat we de absorptiecapaciteit van microkredieten dreigen te vergeten (de vraagzijde) en daarmee de impact uithollen?
In de derde plaats heeft het meten van impact alles te maken met de theorie van verandering die men voor ogen heeft. Wat dat betreft is er veel naïviteit in de fondsenwereld en kan het impactdenken tot goedbedoelde hoogmoedwaanzin leiden. Laat mij dit illustreren.
Als een bedrijf in landbouwapparatuur een tractor verkoopt aan een boerenbedrijf in Kenya, dan zal de vraag niet snel gesteld worden aan dit landbouwbedrijf wat de impact van deze verkoop op de nationale landbouwproductiviteit is geweest. Toch is dit de wijze waarop veel fondsen de impactvraag formuleren over hun eigen kleine interventies zoals het financieren van een school of een kliniek: wat is de impact van het project op het systeem? De theorie van verandering is kennelijk dat een klein succesvol project automatisch door de overheid wordt overgenomen en wordt opgeschaald. Dit gebeurt zelden. Waarom proberen we net zoals het bedrijf in landbouwapparatuur niet gewoon de dingen die wij doen, goed te doen en te leren van de onmiddellijke resultaten? Kortom het denken in termen van impact stimuleert soms megalomane veranderingstheorieën.
Met vriendelijke groet
Rien van Gendt