Engagement nog ver weg in duurzaam beleggingsbeleid

20 november 2008
Nieuws | | Governance & Finance

Van de instellingen die hun vermogen duurzaam onderbrengen, kiest nog maar 4% voor een Engagement-aanpak en 1% gebruikt het aandeelhouderschap voor het uitoefenen van stemrecht tijdens aandeelhoudersvergaderingen. Dit blijkt uit onderzoek dat Kempen Capital Management (Van Lanschot Bankiers) onlangs onder Nederlandse charitatieve instellingen en congregaties liet uitvoeren. De Engagement-methode - waarbij getracht wordt ondernemingen door middel van dialoog tot het gewenste (duurzame) gedrag te bewegen - wint maar moeizaam terrein en wordt alleen door de grotere fondsen (vermogen meer dan €50 mio.) toegepast als methodiek om duurzaam te beleggen.


Duurzaam beleggen iets populairder

Naar schatting is de Nederlandse markt van charitatieve en religieuze instellingen tussen de 25 tot 35 miljard euro groot. Van de door KCM onderzochte charitatieve instellingen en congregaties heeft 76% een duurzaam beleggingsbeleid. In een in 2004 gehouden onderzoek gaf 39% van de toenmalig onderzochte respondenten nog aan geen duurzaam beleggingsbeleid te hebben, nu is dat nog maar 22%. Van de charitatieve instellingen belegt 67% duurzaam. Bij de congregaties ligt dit percentage op 84% en bij de grotere charitatieve instellingen (met een vermogen tussen de €10-25 mio.) is dit percentage 85%.

 


Drijvende kracht vooral van binnenuit

De drijvende kracht voor het ontwikkelen van een duurzaam beleggingsbeleid is zelden de vermogensbeheerder (7%). Het opstellen van het duurzaam beleggingsbeleid wordt voor 68% juist bewerkstelligd door eigen werknemers van de instelling. Gevraagd naar de belangrijkste redenen om een duurzaam beleggingsbeleid op te stellen, geven respondenten aan dat het past in de missie van de organisatie (71%), gevolgd door de maatschappelijke noodzaak (54%) en de bijdrage aan de goede reputatie van de organisatie (31%). Het eventueel behalen van een hoger rendement speelt een ondergeschikte rol als reden om te kiezen voor duurzaam beleggen.

 


Negative Screening blijft koploper

De oudste en nog steeds meest gebruikte screeningsmethode voor duurzaam beleggen is Negative Screening, ofwel de uitsluitingsmethode (32%). De Best in Class-methode wordt door 17% van de duurzaam beleggende instellingen gehanteerd. Een belangrijk verschil met Negative Screening is dat bij Positive Screening selectie plaatsvindt op basis van relatieve in plaats van absolute criteria. Bij de Best-in-Class-strategie gaat het erom aan de hand van een aantal niet-financiële criteria de best presterende fondsen te selecteren binnen een sector. Het fonds wordt vergeleken met de naaste concurrenten. Als de beste fondsen eenmaal zijn geselecteerd, wordt vervolgens aan de hand van financiele maatstaven besloten of een fonds daadwerkelijk in de portfeuille kan worden opgenomen.

 


Engagement

De Engagement-methode - waarbij getracht wordt ondernemingen door middel van dialoog tot het gewenste (duurzame) gedrag te bewegen - wint maar moeizaam terrein: slechts 4% (een lichte stijging t.o.v. onderzoek in 2004) van de respondenten in het KCM-onderzoek maakt er gebruik van. Dat dit de grotere fondsen zijn, is niet verwonderlijk. Kleine beleggers hebben immers (nog) weinig in de melk te brokkelen. Alleen beleggers met voldoende gewicht kunnen met enig perspectief de dialoog met bedrijven aangaan.

 


Kempen Capital Management ziet wel een stijgende interesse in de Engagement-benadering en overweegt zelfs een "Engagement manager" in het leven te roepen. Deze externe functionaris moet de fondsen vooral gaan toetsen op duurzaamheidscriteria en de fondsbeheerders hierover op objectieve en onafhankelijke wijze gaan rapporteren. Van de door KCM ondervraagde instellingen ziet een derde veel in de inzet van zo'n externe adviseur.

 


Wilt u een exemplaar van het KCM-onderzoek ontvangen? Stuur dan een e-mail aan: Adriaan Peijnenburg, apei@kempen.nl