Vijf jaar geleden al weer trouwde mijn beste vriend. Ik was getuige. In plaats van kado's vroegen zij of ieder een bloemetje wilde brengen naar iemand die het nodig had. Ik heb het bloemetje bij de balie van het verzorgingstehuis achtergelaten. Weer buiten gekomen voelde ik mij als iemand die net een moderne aflaat had gekocht. Terug naar binnen heb ik om een alleenstaand omaatje gevraagd.
Hoeveel van deze vaak alleenstaande ouderen zijn er eigenlijk in Nederland? Het moeten er honderd duizenden zijn. En met de vergrijzing groeit dit aantal alleen maar.
Soms opgesloten in hun eigen huis, steeds vaker vergeten door vrienden en buren. En als ze dan naar een verzorgingstehuis gaan is er maar een uitweg.
We hebben ze weggestopt, geen tijd meer voor hun lange verhalen en hun gezeur over pijntjes. Ze worden verzorgt door veel te weinig en onderbetaalde medewerkers van vaak allochtone komaf. Vreemde integratie. Eenmaal per week gewassen, de verwarming staat hoog, het is er stoffig, het eten is gaar, te gaar, en na het avondeten om vijf uur is de avond lang, heel lang. Ze zitten hun tijd uit.
Mevrouw Nusselein heette ze, 89 jaar en kip noch kraai. Maar een heel groot hart, veel humor en nog meer wijsheid. Het klikte. Zij vertelde mij verhalen, haar eeuw, Geert Mak bij mij om de hoek. En ik moest verhalen vertellen aan haar, wat ik nu meemaakte, mijn werk, mijn familie, mijn liefde. Ze begon weer te lopen, soms zelfs zonder rollator, ze begon weer te leven. Van vrijwilliger werd ik een vriend. Iets meer dan twee jaar na onze eerste ontmoeting is ze overleden. Ze was op, maar voldaan.
Toen we elkaar een jaar kenden vroeg ze aan mij of ik haar bij haar voornaam wilde noemen: Fransje. Ik vond dit moeilijk zei ik. Zij zei toen iets wat ik nooit zal vergeten: "Lucas, iedereen noemt mij mevrouw. Maar al tien jaar heeft niemand mij nog bij mijn voornaam genoemd".
Deze column is voor alle (toekomstige) Fransjes.
Lucas Hendricks, director strategische projectfinanciering Universiteit Leiden