De revolte tegen superfilantropie

25 april 2019
Opinie | | Filantropen

Het hing al een tijdje in de lucht. De groeiende scepsis over en zelfs manifeste afkeer tegen ‘superfilantropie’ of ‘big philanthropy’: de giften van miljardairs voor het goede doel. Nou stond die vorm van goed doen al veel langer onder verdenking. De argumenten daarvoor zijn ook niet nieuw. De giften van miljardair-ondernemers zouden een morele witwasserette zijn voor rijkdom vergaard over de ruggen van uitgebuite werknemers. Ze zouden het bestaan van niet per se urgente of nuttige ‘donor darlings’ ernstig bevorderen en wetenschappelijke onderzoeksagenda’s beïnvloeden met onwetenschappelijke, persoonlijke voorkeuren. En tot slot zou het superfilantropen niet slecht uitkomen dat zij vaak grote fiscale voordelen genieten. Er zijn aanwijzingen dat de wal het schip van de superfilantropie nu serieus aan het keren is. Althans in de publieke opinie.
 
Reageren? Mail ons, of reageer via TwitterFacebook of Linkedin.
 
Op het wetenschappelijke front valt de frontale aanval op tegen de ethiek van superfilantropen door professor Rob Reich, leider van het Center for Ethics in Society van de Stanford Universiteit. Ik schreef in een column al eerder over zijn boek Just Giving: Why Philanthropy Is Failing Democracy and How It Can Do Better. Daarin gaat Reich er met gestrekt been in: ‘Big Philanthropy vertegenwoordigt in onze democratie feitelijk de stem van plutocraten. Een machtsmiddel van rijken, zonder verantwoording, niet-transparant, donorgestuurd, eeuwigdurend en bovendien met belastinggeld gesubsidieerd. ‘Big Philanthropy’ verdient als een vorm van geconcentreerde macht binnen onze democratie onze zeer kritische aandacht, niet automatisch onze dankbaarheid.’
  
Over die belastingvrijstelling zegt Reich niet zonder cynisme: ‘Het is in de Amerikaanse samenleving nu zover gekomen dat de winnaars van de vrije markt hun belastingdruk, zowel zakelijk als privé, met alle middelen tot een minimum beperken. En als ze dat gedaan hebben, keren ze zich om en richten een private foundation op om ook daarmee onder de belasting uit te komen. En dan, met geld dat anders naar de regering zou zijn gegaan, waar in ieder geval meer democratische zeggenschap over de uitgavenprioriteiten bestaat dan in hun foundation, gebruiken de filantropen dat geld voor elk maatschappelijk doel dat ze persoonlijk steunwaardig vinden.’
 
Reich is niet de enige die zeer sceptisch staat tegenover Big Philanthropy. Anand Giridharadas, Amerikaans auteur en publicist die regelmatig artikelen schrijft voor The New York Times en de International Herald Tribune en commentator voor MSNBC over sociologische en politieke onderwerpen, publiceerde recent Winners Take All: The Elite Charade of Changing the World. Giridharadas is daarin minstens zo scherp als Reich die big philanthropy samenvat in de zin: Geef een arme man voedsel. Klop jezelf op je schouder en vergeet vooral niet je gift bij de belasting af te trekken...

Het is dit fiscale argument dat ging vliegen toen de Nederlandse historicus Rutger Bregman er tijdens het World Economic Forum in Davos een spektakelstuk van maakte. Zijn stelling dat superrijken beter op kunnen houden met hun filantropie en in plaats daarvan beter (meer) belasting kunnen betalen als bijdrage aan een rechtvaardiger en betere wereld, was een regelrechte YouTube-hit. Bregman (''we gotta talk about taxes, taxes, taxes') was daarna niet meer weg te slaan uit vooral liberale talkshows in de VS, waar de politieke polarisatie steeds extremer vormen begint aan te nemen. Senator en presidents-kandidaat Bernie Sanders laat als ‘democratische socialist’ geen gelegenheid onbenut om de in zijn ogen schaamteloze, fiscale bevoordeling van de superrijken door de Trump-regering aan de kaak te stellen. Terwijl Trump zijn trouwe ‘base’ voorhoudt dat hij voor hun belangen opkomt, zijn zijn tegenstanders ervan overtuigd dat de VS in sneltreinvaart de grenzenloze plutocratie wordt waartegen Sanders te vuur en te zwaar vecht. En daarbij het ontluisterende beeld voorhoudt van de filantroop Trump, die onder het voorwendsel van barmhartigheid aan schaamteloze zelfverrijking doet.
 
In Europa kreeg de discussie over ‘big philanthropy’ nieuw voedsel door de tragedie rond de Notre Dame. Dat leidde tot niet van demagogie ontblote stellingen als: ‘terwijl in onder meer Jemen kinderen sterven van de honger en hulporganisaties daar moeilijk centen voor bijeengesprokkeld krijgen en de gele hesjes al maanden protesteren tegen sociale ongelijkheid, is in Frankrijk in een paar dagen tijd meer dan een miljard euro ingezameld voor de heropbouw van de Notre-Dame.’ Daarbij wordt vooral de profileringsdrang van enkele zeer vermogende Franse families gehekeld: waarom wél veel geld voor een nationaal, historisch monument, maar niet voor bijvoorbeeld armoedebestrijding? Stenen die sexier zijn dan mensen… 
Deze lijn wordt ook aangehouden door Heleen Mees, die in haar column in de Volkskrant stelt: ‘De megadonaties van Pinault en Arnault (rijke Franse families die schonken voor herstel van de Notre Dame) zijn illustratief voor een groter probleem. Minder dan 1 procent van de wereldbevolking bezit 48 procent van de rijkdom op aarde. Deze global elite wil wel geld aan goede doelen geven, maar dan het liefst aan goede doelen die hun ijdelheid strelen.’
 
Het voorbeeld van de Notre Dame geeft aan dat superfilantropen misschien wel heel eenzijdig in het verdomhoekje worden weggezet. Er zijn immers ook veel vermogenden die schenken zonder daar enige ruchtbaarheid aan te geven: de linkerhand mag bij hen zeker niet weten wat de rechterhand doet. En eerlijk is eerlijk: het is niet alleen zo dat superrijken geven aan ‘donor darlings’. Ook de kleingevers doen dat. Massaal. Zij laten daarbij eerder hun hart dan hun hoofd spreken. Ze vinden geven aan concrete oplossingen dichtbij (de Notre Dame herstellen in oude glorie) aantrekkelijker dan complexe veraf (honger, klimaat).
 
Misschien is het de schaal van superfilantropie die ons met de neus drukt op de dilemma’s die goed geven omringen. Hoewel filantropie op elke schaal van geven en ontvangen een uiterst boeiend fenomeen en een black box van motivaties en gedragingen, omgeven door mythes, riten en vooronderstellingen is, wordt echter naarmate de giften hoger worden, ook de omvang van de black box zichtbaarder. En ook de onmiskenbaar perverse prikkels die samenhangen met allerlei vormen van eigenbelang: van sociale statusverhoging tot financieel (fiscaal) voordeel. De ethische afweging blijft altijd dezelfde: doe ik het goede goed als private bijdrage aan het algemeen belang? Het is de magnitude die een nieuwe vraag opwerpt: hoe privaat is mijn gift nog als deze duidelijke, vaak directe of herleidbare implicaties heeft voor het gehele publieke domein zelf (de richting van onderwijs, onderzoek of zorg bijvoorbeeld)? 
 
Big philanthropy is de Januskop van filantropie in extremis, die maakt dat ook in ons private geefdomein er behoefte is aan formele en morele checks and balances. Die zijn zeker gerechtvaardigd als filantropie gebruikmaakt van collectieve middelen (fiscale vrijstellingen). ‘Big philanthropy’ maakt ons bewust van de schuivende grenzen tussen privaat en publiek handelen. Van de kansen én gevaren die dat oplevert. Bijvoorbeeld als filantropie en plutocratie elkaar te innig omhelzen en daarbij de democratie het kind van de rekening wordt.
Ook, of mischien beter, júist voor goed geven geldt: noblesse oblige. 

Auteur Edwin Venema is sinds september 2018 aan De Dikke Blauwe verbonden als onafhankelijk commentator. Venema was daarvoor meer dan tien jaar hoofdredacteur van De Dikke Blauwe, waarvan zes jaar in een tandem met journalist Charles Groenhuijsen. Venema is tegenwoordig eigenaar van redactiebureau De Kopijmeester.
Wilt u meer artikelen en column van hem lezen? Klik hier.

 
Ook een bijdrage schrijven voor De Dikke Blauwe / The Fundraiser? Klik dan hier.