Ze kwamen vorige week tijdens de Transparant Prijs weer allemaal voorbij: de dooddoeners over impact. De tegenstanders komen steevast met twee contra-argumenten: a. je kunt niet alles meetbaar maken in goed doen, en b. er blijven alleen nog maar meetbare, dus ‘veilige’ projecten over. Beide stellingen zijn waar, maar ze vormen op geen enkele manier een reden om impactmeting in onze sector te beschouwen als een ‘hype’, die vooral wordt gevoed door wetenschappers, beroepsquerulanten en journalisten. Niemand heeft namelijk beweerd dat aandacht voor impact(meting) in de plaats komt van bestaande strategieën. Het is de bekende ‘Mussert of Moskou-keuze’: een demagogische versimpeling van een complexe werkelijkheid. Natuurlijk is niet alles meetbaar. Juist in onze sector willen wij de handen vrij om greenfield operations te kunnen blijven uitvoeren. De verbeelding te financieren. Mislukkingen te zien als voortwankelend inzicht.
Maar je kunt het ene doen, zonder het andere te laten.
Bestuurders die niet van nature nieuwsgierig zijn naar de wél meetbare resultaten van hun vaak ingrijpende maatschappelijke interventies, hebben wel wat uit te leggen. Aan zichzelf, hun financiers en aan de doelgroepen die hun interventies ondergaan.
Die financiers zijn de wal die dit schip, vroeg of laat, gaan keren. Misschien niet als eerste de kleingevers, die vooral op vertrouwen doneren, maar wel de major donors. Die zijn in toenemende mate wel klaar met alleen goed geven: die willen goed lenen en goed investeren. Met ten minste een duidelijk maatschappelijk rendement. En als het kan ook nog een financieel. De traditionele goede doelen krijgen daarbij onder andere concurrentie van social enterprises, die economie en idealen met elkaar vervlechten. Natuurlijk zijn de claims van die sociale ondernemingen ook lang niet altijd hard en is het aanbod van investeerbare start ups nog beperkt. Maar het gaat nu hard. Heel hard. Wie dat niet wil zien, zal de impact op eigen draagvlak en financiering snel genoeg voelen.
(Social) Impact