Kort geleden stond er een artikel in het Financieele Dagblad dat aan veler aandacht zal zijn ontsnapt. Niet vanwege de inhoud van het artikel maar vanwege het feit dat er (te) weinig mensen in de filantropische sector het FD lezen. Het artikel was geschreven door Femke Lagaaij. In de sector een bekende en voor mij ook. Samen waren we bestuursleden van het eerste uur bij de Donateursvereniging. Samen, maar niet tegelijk, zijn we daar vertrokken.
Het artikel "Geven met de koude hand" (10 januari 2009) gaat in op het feit dat er rondom vermogensfondsen bar weinig wettelijk is geregeld. Bij bewindvoering in de trust sector is wettelijk vastgesteld (Wet Toezicht Trustkantoren) dat de bewindvoerder maximaal 1% van het beheerd vermogen in rekening kan brengen voor zijn of haar diensten. Bij een vermogensfonds is dat niet geregeld. De enige regels zijn de regels rondom de ANBI (Algemeen Nut Beogende Instelling) rangschikking. En verder geldt: "Het bestuur beslist". Naast dat kosten aspect, dat geheel uit de hand kan lopen als het bestuur dat toelaat, kan de oprichter of grote geldgever van een vermogensfonds op nog meer punten de boot in gaan met zijn oorspronkelijke gedachten en doelstellingen die hij of zij bij de oprichting of gift had. Dat is met name het geval wanneer de stichting te ruim in het jasje zit. Een te ruime doelomschrijving, op zich handig en soms verstandig, heeft één groot nadeel; het bestuur krijgt veel speelruimte. Die speelruimte kan geleidelijk aan ingevuld gaan worden met de hobby's van het bestuur. Dat kan met name daar waar het bestuur weer te krap is samengesteld en niet bestaat uit tenminste vijf personen die in goed evenwicht qua kennis en bestuurservaring samen werken ten bate van de doelstelling van de stichting waarvoor zij werken. Dus een te ruime doelomschrijving en een te krappe bestuurssamenstelling zijn de zaken die u tenminste dient te vermijden indien u denkt aan het uit handen geven van geld of het oprichten van een vermogensfonds. Daarnaast dient u dus na te denken over het statutair vastleggen van afspraken rondom kosten. De omschrijving "in de uitoefening van hun functie gemaakte onkosten kunnen hun worden vergoed" is een gevaarlijk zinnetje. Want wat zijn onkosten? De fiscus is wel alerter geworden, maar hoe alert zijn ze (en waren ze) eigenlijk? Nog afgezien van het feit dat de vermaledijde ‘kick back commission', bekend uit de financiële wereld, misschien een grotere rol speelt bij zaken die gedaan worden dan menigeen denkt. In het artikel van Lagaaij staan acht goede tips. Mijn versie van acht tips:
• Controleer je testament en wijs de opsteller van het testament - in wie je vertrouwen hebt en die je bedoelingen kent - aan als boedelnotaris.
• Omschrijf de doelstellingen en werkwijze van de stichting helder en strak.
• Zorg ervoor dat de ANBI status wordt verkregen.
• Zorg dat je een goed en uitgebalanceerd bestuur met minimaal ( ! ) 5 leden krijgt, die zoveel mogelijk echt onafhankelijk van elkaar en aan elkaar gewaagd zijn !. Liefst geen vrienden, kennissen en familie...... tenzij ze echt onafhankelijk kunnen denken en doen.
• Leg afspraken over de te maken kosten helder vast.
• Bepaal dat bestuursleden een maximale termijn van 4 jaar hebben ( zes dan?) en niet herbenoembaar zijn.
• Leg de levensduur van de stichting aan banden. In tien jaar kan er veel gedaan worden...
• Bouw externe controlemechanismen in, bijvoorbeeld door statutair te bepalen dat jaarverslagen en jaarrekeningen ter beschikking gesteld moeten worden aan een vertrouwenspersoon (notaris). Niet waterdicht maar alle kleine beetjes helpen...
Governance & Finance