Nederlandse goede doelen zijn dol op de mensheid, maar niet op mensen. Met een beetje gevoel voor pathos zou je dat kunnen stellen. De afstand tot de samenleving is (onder andere) door hyperprofessionalisering te groot geworden. Het publiek voelt te weinig betrokkenheid, te weinig warmte, te weinig ‘ze zijn van ons’. Het bovenliggende doel (de missie) prevaleert en donateurs zijn te veel middelen daartoe geworden. Inderdaad: dol op de mensheid, níet op mensen.
Goede doelen zijn daardoor te weinig (meer), de lovebrands die ze nog niet zo lang geleden waren. Maar de tekenen des tijds worden op sommige plekken verstaan; WNF-directeur Kirsten Schuijt kondigde bijvoorbeeld in Trouw aan, dat haar afdeling marketing getransformeerd wordt in een afdeling participatie. Kern: meer betrekken, minder zenden. Lees hier verder.
En ANWB, NOC*NSF en Natuurmonumenten publiceerden onlangs, in het ‘Maatschappelijk Regeerakkoord’, een oproep om burgers meer ruimte te geven, zodat ze ook écht verantwoordelijkheid kunnen nemen. Lees hier verder.
Deze acties passen in een breder tijdsbeeld. Adviseur en schrijver Jeroen den Uyl schetst in een lezenswaardig interview (NRC, 27 mei) hoe de overheid na de Tweede Wereldoorlog steeds meer taken van burgers, de gemeenschap, heeft overgenomen. Vervolgens zijn vanaf de jaren negentig die taken weer afgestoten, aan ‘de markt’ (lees: bedrijven en maatschappelijke organisaties als de onze). Het gevolg is dat de overheid en de markt zijn uitgedijd en de burger een consument van hun diensten en producten is geworden. Daardoor is er afstand gekomen van collectieve waarden en gemeenschapszin. Het heeft bovendien cynisme bevorderd, fragmentatie en vervreemding. Tamelijk ernstig dus. Den Uyl bepleit dat mensen weer meer (samen), het heft in handen moeten nemen. En stelt dat mensen dat ook erg graag willen.
Een trend waar goede doelen zich toe zullen moeten (leren) verhouden. Heimwee naar de overheid die alles bepaalde/alles financierde? Heimwee naar ngo’s die met beperkte publieke participatie een koers uitzetten? Jammer, maar die tijden komen niet meer terug. Das war einmal.
Instituties (bedrijven, overheden, goede doelen) moeten gaan oefenen met loslaten, betrekken, experimenteren, accepteren dat er ook dingen fout mogen gaan. Het tijdperk van de Powerswitch (titel van het boek van Den Uyl) lijkt aanstaande: afscheid van een dikke overheid en een dikke markt.
Meer betrokkenheid, eigen verantwoordelijkheid van mensen is prachtig. Maar is het allemaal Halleluja? Welnee. In de studie De Montessori-democratie wordt beschreven hoe burgerparticipatie druk zet op bestuurlijke verhoudingen, de inrichting van politiek en samenleving. Een periode van veel onzekerheid zal aanbreken. En feit is dat burgerparticipatie vooral bedreven wordt door de beter opgeleiden - die meer verdienen en beter de weg weten. Zij zijn het ook die het meest zullen profiteren van de powerswitch.
En niet te vergeten: burgerparticipatie verandert ook sociale verhoudingen. Den Uyl schetst dat beeldend: ‘Het kan betekenen dat je in een flat woont en dat je van de overheid zelf mag bepalen hoe de buurt wordt beheerd. Als dan de meerderheid van de buren rozenstruiken wil en jij bent bang dat je kind erin valt en zich bezeert, dan moet je proberen je buren te overtuigen. Die confrontatie is vormend voor de gemeenschap; je deelt voortaan de herinnering daaraan. Lukt het je niet de anderen te overtuigen, en je wilt per se geen rozenstruiken, dan, lieve flatbewoner, beste consument, zul je moeten verhuizen. Ja. Survival of the fittest.’
‘May you live in interesting times’ klinkt als een zegen, maar is een Engels spreekwoord dat verkeerd vertaald is uit het Chinees, waarin het als vloek bedoeld is. Maar misschien is dát wel de crux: verandering is een vloek én een zegen tegelijkertijd! En interessant voor wie van de mensheid én mensen houdt!
Goede doelen